HEAD> Welkom bij de Engelen op het NET -> Woord -> Engelen in de literatuur -> Ik verbind u door.
Titel: Ik verbind u door
Auteur: Vonne van der Meer
ISBN: 90-254-1909-7135-9
Uitgever: Contact
Blz: 174
Jaar: 2004.
Prijs: € 14,90

 

MeerVd_Ikverbind.jpg

In Ik verbind u door laat Vonne van der Meer zien hoe iedereen onderdeel is van een keten. De ik-persoon is een engel, maar eentje die niet alles weet. Ze voorziet dat er iets ergs gaat gebeuren en volgt elke schakel van de keten om ter plekke te kunnen helpen als het noodlot toeslaat.


Het begint, nee, het is al begonnen, bij deze man en deze vrouw. Hoe wist ik dat ik hier moest zijn? Ik zag ze liggen, vredig slapend onder hun witte dekbed, en tegelijkertijd zag ik een badkuip bespat met bloed. Zoals een speurhond een spoor kan ruiken dat al dagen oud is, ruik ik waar ik op af moet nog vóór het spoor ontstaat. Vermoedelijk zijn het geen misdadigers, deze twee. Ze lijden geen honger, ze zijn niet ziek, er sluipen geen wolven rond hun huis die hen kunnen verscheuren, zoals in vroeger tijden. Er woedt geen oorlog in dit kleine land aan zee, en toch zag ik bloed, en hoorde ik in de ochtendlijke stilte een ijselijke schreeuw. Maar ik moet door, Berend achterna, wie weet lukt het me om het onheil bijtijds af te wenden.
- pagina 11.

Hij merkte mij wel degelijk op, niet als duidelijk waarneembare stem, niet alsof er woorden tussen deze regels opdoemen, maar als een gedachte, die hij verwierp door mij ruw te onderbreken...
- pagina 13.

Ik had ook best de gangen van een ander kunnen nagaan. Er zijn evenveel geschiedenissen met een fatale afloop als er ochtendhumeuren zijn, maar ik bleef bij Berend. Het was niet alleen intuïtie, ook een gok, in een fractie van een seconde moest ik kiezen tussen hem en de vrouw in de rode Triumph...
- pagina 19.

Even schoot het door Berend heen: ik moet hier weg. Er wordt iets van me verwacht, waar ik geen zin in heb. Ik ga verkeerde dingen zeggen, ik voel het. Maar hij negeerde mijn ingeving, hij rook bloed.
- pagina 29.

Wat ik zag hoef ik niet te beschrijven, sinds mensen zich door de lucht kunnen verplaatsen is het beeld van zo'n eindeloze rij stilstaande dinky toys niets bijzonders meer.
- pagina 34.

Stilte, daar moet ik het van hebben... Wees op je hoede, Jaap, fluisterde ik hem in, maak van de scherf in je hart geen dolk.
- pagina 39.

Ik hield met een schuin oog de zwerver in de gaten.
- pagina 72.

Alsjeblieft, Edith, nu niet afhaken, niet doen. Die medicijnen moeten vanmiddag nog met het vliegtuig mee Miriam rekent op je, Berend wacht op je instructies, het mag niet mislukken, alles hangt nu van jou af. Op het moment dat ze gehoor gaf aan mijn smeekbede, zag ze.....
- pagina 79.

'Je bent een engel, echt, ik loop even naar binnen voor potlood en papier.'
Edith sloeg haar ogen op naar de blauwe lucht, maar zag mij niet, ergens ter hoogte van de dakgoot, ze hoorde niet dat ik onbedaarlijk in de lach schoot.
Een engel, dacht ze, ja soms wel...
- pagina 87.

Met de hand van de vrouw op haar ene schouder, en mij aan haar andere zijde...
- pagina 88.

Als Gerrit had geweten wat hem in het Oosterbad te wachten stond, was hij er dan ook heengegaan? Hij kon het niet weten, want wat Arend deed lag niet vast, het was niet voorbeschikt; er werd geen val voor Gerrit klaargezet. Van zulke streken bedienen wij ons niet. Arend had zich kunnen beheersen, of oversteken naar de andere kant van het zwembad, of weggaan omdat het te druk was. Kansen te over, maar hij hield zich doof en blind voor mijn suggesties.
- pagina 102.

De pijnscheut die door Gerrit heen trok, kan ik niet meer voelen, al duizenden jaren niet, zelfs niet als fantoompijn. Toch schrok ik. Het kletsende geluid van een vlakke hand tegen een kinderwang, een harde schop, een welgemikte klodder spuug - ik wen er nooit aan dat mensen elkaar met opzet pijn doen. Ik had een gewaarwording die ik vroeger, toen ik nog een lichaam had, misselijk genoemd zou hebben, maar ik heb geen maag meer die zich om kan keren.
- pagina 107.

Vanuit de verte kan ik niet zien of de auto stroomopwaarts of stroomafwaarts beweegt.
- pagina 117.

Mijn pennen begonnen te trillen, mijn veren ruisten.
- pagina 123.

Arme Gerrit, ik zag hem met lede ogen gaan, maar nu bij Fransje voor de deur werd ik nieuwsgierig naar het vervolg. Bang en benieuwd tegelijk: zou zijn wraakzucht op haar afketsen?
- pagina 129.

Ik glimlachte, want ze wist niet half hoe waar het was: engelen doden niet. Wij zijn erbij wanneer iemand sterft, een schakel tussen leven, dood en verder leven, een soort verloskundige, die de kat door het kattenluikje loodst.
- pagina 134.

Het was gebeurd voor zij - en ik - er erg in hadden...
Ik probeerde haar nog te troosten door in haar oor een liedje te neuriën, iets uit haar kindertijd, een canon die haar moeder altijd zong...
- pagina 136.

Ik was erbij, het gebeurde voor mijn ogen. Ik had me er wel tussen willen werpen, Fransje in mijn armen nemen en veilig thuis brengen. Maar ik heb geen handen waarmee ik kan ingrijpen, geen stok, geen vlammend zwaard. Mocht er een lezer zijn die meende dat mijn positie benijdenswaardig is, zo tussen hemel en aarde en overal te kunnen binnendringen, in slaapkamers, liften, gedachten, dan is die nu hopelijk uit de droom geholpen.
Onzegbaar treurig stond ik in het weiland met achter me een veld met gele bloemen, hun kindergezichten vol verwachting naar de zon gekeerd. Ik zag het aan, van minuut tot minuut, hoorde haar gekerm, sloeg de verschrikking gade, die ik vanmorgen in een flits voor me had gezien - tot het allerlaatst was ik blijven hopen dat het niet gebeuren zou...
'Mama', zei ze heel zacht, en ik antwoordde: 'Ik ben bij je, kindje', en met de zoom van mijn vleugel streek ik over haar slapen totdat ze de geest gaf.
- pagina 150.

Het wordt tijd om me terug te trekken, de hoogste tijd. Als ik mensen elkaar zie omhelzen gaan alle veren op mijn vleugels recht overeind staan. Is het uit schroom, of door de herinnering aan mijn eigen lichaam met een ander lichaam? Misschien, ik wil er niet te lang bij stilstaan. Ik ga mijn zinnen verzetten, wat verpozing zoeken, morgen is er weer een dag, morgen vroeg moet ik weer op pad. Maar vannacht ben ik nog vrij, nog even bij Fransje langs en dan door naar Kandahar.
- pagina 172/173.

 


Terug naar het begin