-> Woord -> Engelen in de literatuur -> De Gifmeester

Williams, Liz
De Gifmeester
Uitgeverij M., Amsterdam
2004
vertaald: "The Poison Master"
ISBN 90-225-3956-3

 

Een evocatieve roman (beeldend, suggestief) over alchemie, mystiek, en het mysterie van de mens - een meesterwerk van de speculatieve fictie.

Heldin in dit verhaal is de alchemiste Alivet Dee. Ze leeft op Latente Emanatie, een planeet waar de mensen leven onder het schrikbewind van de Nachtheren, buitenaardse wezens die worden bijgestaan door hun handlangers de Onpriesters.
De hoofdstukken over Alivet worden onderbroken door fragmenten over de wetenschapper John Dee, die in Elizabethaans Engeland leeft. Het verhaal van John speelt van 1547 tot 1595.


Terug naar het begin

Er stond iets aan de andere kant van het vertrek. Verlamd van schrik herkende Dee het wezen alleen maar als engel omdat het zijn lange handen voor zich had gevouwen in gebed. Het miste de minzame uitdrukking en de zwanenvleugels van de katholieke beelden. Het gezicht was leeg en koud als marmer, en terwijl Dee er met open mond naar stond te staren draaide het wezen langzaam om zijn eigen as zodat hij kon zien dat het niet maar één gezicht had, maar wel vier. Twee van de gezichten waren vrouwelijk, die hadden een gruwelijke, star lachende mond. De andere twee gezichten waren mannelijk. Het wezen droeg een lang gewaad en het was doorschijnend alsof het uit een glasachtig materiaal bestond. De monden bleven dicht en het bleef traag rondwentelen als een planeet.
.......
De engel begon sneller te wentelen en hij werd steeds groter tot hij de hele kamer vulde. Toen begon Bonner te schreeuwen, en hij bleef schreeuwen tot de engel de hele kamer uit elkaar liet spatten en de nachtelijke sterren om Dee's hoofd liet vliegen.
blz. 106.


Terug naar het begin

De storm gooide er nog een laatste vlaag tegenaan, alsof er een reusachtige breker over de daken omklapte, en ging toen abrupt liggen. Dee draaide zich om en liet de kaars uit zijn handen vallen. Het licht doofde en het werd donker in de kamer en Dee hoorde zichzelf een schreeuw van angst geven. Bij de laatste opflakkering van de kaars had hij in de hoek van de kamer de engel naar hem zien staan staren.
'Zwijg', zei een stem, tegelijk in zijn hoofd en kamervullend om hem heen. Dee greep zich aan de tafelrand vast om niet te vallen. Hij hoorde zijn eigen hijgende ademhaling. Stukje bij beetje verscheen er aan de andere kant van de kamer een vage gloed. De engel stond in een kolom rood licht tegen de eikenhouten lambrisering afgetekend. Zijn gezichten waren uitdrukkingsloos als maskers. Zijn eigenaardige omvangrijke gewaden bolden naar buiten alsof de engel in een bries stond die Dee noch kon voelen, noch kon zien. Zijn handen waren onzichtbaar.
'Wat ben je. Een engel, of een duivel? '
'Ik ben geboorig uit de sterren. '
'Wat betekent dit?'
'Ik zal het je laten zien. '
Langzaam groeide er een kaart rondom de voeten van het schepsel, tot het precies een van die portretten leek waarop een koning bovenop de wereldkaart staat. Maar zo'n kaart als deze had Dee nog nooit gezien, want deze bewoog.
.......
'Aanschouw, ' siste de stem van het wezen in zijn oor: 'Dit is alles wat er is. '
.......
Het wezen kwam naast hem staan, en Dee, die meestal een eind boven andere mensen uitstak, moest zijn hoofd in zijn nek leggen om het meest nabije gezicht aan te kunnen kijken.
.......
'Ik doe Gods werk, zoals wij allen moeten,' zei het schepsel. Er lag geen enkele uitdrukking in de grote, lichte ogen.
.......
De stem van het schepsel klonk zo glad als een slangenei.
'Hoe kan ik nagaan of dit waar is? ' vroeg Dee.
'Raadpleeg je geweten. Bid tot God. '
Nu begon het schepsel te vervagen en het werd doorschijnend als een spook.
'Wacht!', riep Dee nog, maar het was al bijna verdwenen. De volmaakte lippen bewogen nog, maar er kwam geen geluid meer uit. Dee bleef alleen achter in zijn donkere studeerkamer.


blz. 122, 123, 124.


Terug naar het begin

De sterrendemon met zijn vier strenge gezichten was tweemaal aan Dee verschenen, en niet meer. Maar hij wás verschenen en dat betekende dat hij wéér kon verschijnen. Dee had nooit geprobeerd de hemel aan te roepen,
.......
Als hij niet naar het heelal kon reizen, besloot Dee, dan zou hij dus het heelal naar zich toe moeten halen. Hij zou de sterrendemon moeten oproepen. En daarvoor had hij een kristalkijker nodig.
blz. 180.


Terug naar het begin

'Wat zie je? ' drong Dee aan.
'Ik zie een aartsengel met vier gezichten die op een bol ronddraait, ' antwoordde Talbot.
blz. 220.


Terug naar het begin

'Als het boek op de juiste maneir wordt ontleed, openbaart het de taal van het heelal zelf.'
'Wat doet die taal? ' vroeg Dee fluisterend.
'Hij opent een verbindingspad tussen de werelden.
.......
'De taal der engelen is de taal van het heelal; de woorden hebben de macht om de werkelijkheid te maken of te breken.' antwoordde Talbot.
blz. 221.


Terug naar het begin

Dee wilde hem net wat vragen, toen het visioen alweer veranderde. Het ene ogenblik zat Kelley nog gewoon naar het kalme spiegelvlak te staren, en het volgende lag hij languit op de grond te schreeuwen dat ze met duivels verkeerden.
.......
'Ja, maar wat gebeurde er nu precies?'
'Er verscheen een geest! Een wezen in de vorm van een lichtgevende vrouw die me vertelde dat de engelen waarmee wij in contact staan verdorven zijn. '
.......
Geesten zijn lastige wezens,' zei Laski met indrukwekkende zorgeloosheid. 'Dat weet iedereen. Ze duiken zomaar op en ze liegen; bedriegers zijn het. Wij moeten naar de engelen luisteren.'
blz. 241.


Terug naar het begin

Uit de richting van het bureau zei Kelley zachtjes: 'Hij komt. '
'De engel? vraag of hij er doorheen kan.'
.......
'Hij komt, ' herhaalde Kelley en nu bespeurde Dee de aanwezigheid van de engel naast zijn schouder.
.......
In de lucht verscheen een klein gat waar een koude wind doorheen stroomde. Terwijl Dee ernaar stond te staren nam het gaatje in omvang toe tot het een heftig rafelige, verschuivende scheur werd. Erachter stond de engel, en Dee besefte dat de vorige verschijningen van het schepsel slechts een schim van deze geweest waren. De aanwezigheid van de engel met de vier gezichten was heftig lichamelijk: hij trof hem als een hamerslag.
'Kom er nu maar doorheen,' droegen de galmende engelenstemmen hem streng op.
Dee aarzelde even. De engel leek enorm tastbaar, maar rond het schepsel bespeurde hij overal beweging.
.......
De engel torende boven hem uit.
.......
'Het is kaal en eenvoudig,' zei de engel die zich met zijn vrouwengezicht naar Dee toedraaide. Dee vroge zich af of hij zijn gedachten had gehoord.
'De reis duurt niet lang, maar voor mensen is hij een beproeving.' Met die woorden tikte de engel Dee op de wang en hij voelde zich op de vloer in elkaar zakken.
.......
Terwijl Dee nog naar de hoge metalen ribben van het schip stond te staren, dook de engel zomaar weer op uit het niets.
'We zijn er. '
Dee strompelde achter de engel aan naar een deuropening die bij hun nadering vanzelf openschoof. Bleek zonlicht stroomde naar binnen en tekende Dee's schaduw achter hem, maar de engel, viel hem op, wierp geen schaduw.
.......
Het gedempte licht pulseerde en veranderde. Dee draaide zich om en zag de engel achter zich staan. Even zag die eruit als iets heel anders. Hij leek wel een andere vorm te hebben, monsterlijk en verwrongen. Toen was het visioen verdwenen en was de engel weer de minzame verschijning met vier gezichten. Was dat beeld soms niet meer dan een masker om een verschrikking te verbergen?
'Vertel me eens', zei Dee zachtjes, 'wat voor soort wezen ben je eigenlijk?'
Hij dacht dat hij iets in de ogen van de engel zag schitteren, maar er kwam geen antwoord. In plaats daarvan stak de engel zijn hand uit en Dee voelde de koude vingers op zijn wang.
blz. 259, 260, 261, 262.


Terug naar het begin

Dee keek kort op en zag in het zuidelijke kwadrant een tweede Aanwezigheid over de heide komen en toen begon er iets omlaag te komen. Dee stond met open mond omhoog te staren. Het was een reusachtige verweerde steen, of misschien een kom, met een gladde buitenkant die glansde in het sterrenlicht en waarin de vuurbekkens weerspiegelden als bronzen vlekken. Het was het schip. Een vierde engelgedaante verscheen in het noorden in het laatste kwadrant en Dee voelde hoe zijn geest totaal uit zijn verband werd gerukt. Hij keek regelrecht in volstrekte waanzin.
Langzaam als een hand van God gleed het ding omlaag uit de hemel.
blz. 298.


Terug naar het begin