Introductie
Simon, broeder en apostel van de Heer, groet Philokrater en de gemeente van Alexandrië.
Je schrijft me dat je weliswaar de woorden kent die mijn broeder Judas, ook wel Thomas genoemd, heeft opgeschreven, maar dat daarin niets staat over het leven van de Heer. En nu onze geliefde broeder Jacobus ons door een onrechtvaardig vonnis is ontvallen, is ook een van de laatste getuigen van Jezus, de Christus, niet meer onder ons.
Doel van de brief
Veel is er al geschreven over Jezus, de profeet van de Waarheid, onze geliefde broeder. Mijn bloedbroeder Judas heeft een aantal uitspraken van de Heer opgeschreven ten behoeve van onze gemeente in Jeruzalem. Sommigen hebben zich gezet tot het schrijven van een levensverhaal. Zij steunden daarbij vaak op woorden van anderen, zelfs van broeders die de Heer nooit gekend hebben.
Daarom, geliefde Philokrater, zet ik mij aan een verslag van datgene wat ik mij nog kan herinneren van mijn geliefde broeder Jezus, onze Heer, de profeet van de Waarheid.
Jeugd van Jezus
Over zijn jeugd kan ik je weinig meedelen. Van mijn moeder Maria heb ik vernomen dat hij onder het bewind van Caesar Augustus, toen Herodes koning was, geboren is in Nazareth in Galilea. Ik was nog klein toen we verhuisden naar Kafarnaüm. Ik herinner me nog dat broeder Jezus een stille jongen was. Vaak zat hij aan de Zee van Gennesaret, maar ook wel op een steen, zomaar midden in het veld. Mijn moeder moest hem dan zoeken. Het was ook in die tijd dat onze vader Jozef stierf. Diens broer Klopas heeft, samen met zijn vrouw Maria, mijn moeder en ons in zijn huis opgenomen. Oom Klopas en tante Maria hadden kinderen die samen met ons opgroeiden. Jezus was nogal gesteld op Levi, de oudste. Levi, ook Mattheüs genoemd, werkte op de tolpost van onze stad. Ze spraken vaak lang met elkaar. Levi schreef soms ook dingen op die hij van Jezus hoorde. Later heeft hij deze 'lessen', zoals hij dat noemde, naar broeders in de diaspora gestuurd. Samen zijn ze ook een tijdje in de leer geweest bij de Wijze Broeders. In die tijd miste ik mijn oudere broer, herinner ik me nog.
Huwelijk en doop
Toen mijn broeder Jezus zestien levensjaren telde, trouwde hij met Mariamme. Zij kwam uit Magdala aan de Zee enkele mijlen in de richting van Tiberias. Eerst woonden ze nog bij ons, later in een klein huis niet ver van ons. Ik zag hen niet zo veel in die tijd. Heel veel later hoorde ik dat mijn geliefde broeder een doop had ondergaan van de profeet Johannes in de Jordaan.
We weten nu, geliefde broeder Philokrater, dat dit van grote invloed is geweest op het leven van mijn broeder Jezus en op de hele wereld, omdat toen het Licht over hem gekomen is. In onze gemeente belijden we dat hij de Christus is, de profeet van de Waarheid. Niet iedereen heeft dat begrepen en er was soms felle oneindigheid onder de broeders en zusters, zowel binnen onze gemeente als met broeders in andere gemeenten.
Bij de doop in de rivier kwam de Geest van God over mijn geliefde broeder Jezus. Het was, vertelde hij mij, of hij uitgetild werd boven de wereld en in een fel licht in een oogwenk de totale Waarheid zag en ook de geschiedenis van heel de wereld en de toekomst, en dat allemaal als het ware In een flits. Hij hoorde een stem die hem zei dat hij de langverwachte zoon en profeet was wiens kracht nu werkzaam werd tot het einde der tijden.
Houding van de familie
Mijn geliefde broeder Jezus, onze Heer, profeet van de Waarheid, voelde dit als een enorme opdracht. Hij worstelde daar aanvankelijk mee. Het zou, besefte hij, zijn leven drastisch veranderen, ook zijn gezinsleven.
Wij, onze moeder, mijn broers en zusters, begrepen er aanvankelijk niet veel van en we hadden er moeite mee. Broeder Jezus had geen vast werk meer en leefde van wat hij aangeboden kreeg van mensen die naar hem luisterden. Niet alleen in onze streek reisde hij rond, maar ook ver hiervandaan. Het duurde enkele jaren voordat een van mijn zusters en mijn broer Jacobus zich bij de groep die zich om Jezus vormde aansloten. Al eerder hadden mijn broer Judas Thomas en mijn halfbroer Levi Mattheüs zich bij Jezus gevoegd.
De apostelen
Er waren ook andere leerlingen die veel tijd met de Heer doorbrachten, zoals de vissersmannen Petrus en Andreas, die broers van elkaar waren. Er wordt wel gesproken van twaalf apostelen. Dat wil niet zeggen dat alle twaalf op ieder moment in de nabijheid van de profeet verkeerden. Meestal vergezelden hem enkele van de apostelen, in slechts enkele gevallen alle twaalf tegelijk.
De twaalf apostelen waren mijn broers Jacobus en Judas Thomas; verder Levi Mattheüs; onze zuster en geliefde van de Heer, Mariamme; de broeders Simon Petrus en Andreas; de broeders Johannes en Jacobus Zebedeüs; Bartolomeüs en Filippus; Judas Iskariot en Simon de Zeloot.
Hoe men Jezus zag
De profeet Jezus was een licht. Ik bedoel daarmee dat velen in zijn nabijheid een sterke kracht ervoeren alsof hij licht uitstraalde. Daarom kwamen veel mensen op hem af; heel eenvoudige, maar ook rijke en machtige mensen. Als hij zijn handen naar hen uitstak genazen sommigen op wonderbaarlijke wijze van kwalen, zowel kwalen van de geest als van het lichaam. Ik kreeg wel de indruk dat dit alleen gebeurde als men zich ervoor openstelde, want niet iedereen leek door die kracht aangeraakt. Ieder zag de meester vanuit zijn eigen perspectief. Aan 'groten' verscheen hij in al zijn heerlijkheid, aan 'kleinen' (van vertrouwen) slechts in zijn eenvoudige menselijke natuur.
Vernieuwde geboden
Jezus was welbespraakt en wist de toehoorders te raken door herkenbare voorstellingen uit het dagelijks leven. Ons leerde hij over de mysteriën van het mens-zijn. Hij gaf ons en iedereen die horen wilde nieuwe geboden voor het leven in deze wereld.
(Jezus zei:) Je zult God liefhebben met heel je hart, ziel, verstand en kracht en je zult je naaste liefhebben als jezelf. Een groter gebod dan deze twee is er niet.
(Jezus zei:) Tot de aartsvaderen is gezegd: je zult geen lichaam doden. Maar ik zeg jullie: als je in onmin bent met je broeder (of zuster), ga je dan met hem verzoenen, anders doodt je je ziel.
(Jezus zei:) Je hebt gehoord datje vermaand werd geen echtbreuk te plegen en de vrouw van je naaste niet te begeren. Maar ik zeg jullie ieder die naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd.
(Jezus zei) Tot de aartsvaderen is gezegd: je zult geen valse eed doen, maar je houden aan je eed voor de Heer. Maar ik zeg jullie helemaal niet te zweren. Je ja dient ja te zijn en je neen, neen.
(Jezus zei) Tot de aartsvaderen is gezegd: je zult niet stelen. Maar ik zeg jullie: roven van een ander treft hem in zijn bezit maar het schaadt jouw ziel.
(Jezus zei) Tot de aartsvaderen is gezegd: je zult je vader en je moeder eren. Maar ik zeg jullie heb je ouders lief en God boven alles.
Tegen ons zei hij eens: Stel je ouders op de tweede plaats, anders kun je mijn leerling niet zijn.
Hij bedoelde daarmee dat je los moet komen van je ouders om zelfstandig je keuzes te kunnen maken.
In gesprekken met anderen of bij gelegenheden waar hij voor meerdere mensen sprak, gaf hij raadgevingen om tot een voller leven te komen.
(Jezus zei:) Lieg niet en doe niet wat je verafschuwt want voor de hemel zijn alle dingen open baar.
(Jezus zei:) Wees barmhartig, zoals je Vader barmhartig is.
(Jezus zei:) Vergeef opdat je vergeven wordt. Zoals jij doet, wordt je teruggedaan, zoals je geeft zal je ontvangen; zoals je oordeelt word je geoordeeld; in de mate waarin je zelf goed bent, ontvang je ook goedheid.
(Jezus zei:) Met de maat waarmee je meet word je ook gemeten.
(Jezus zei:) Wat je niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet.
(Jezus zei:) Bid voor je vijanden. Want hij die niet tegen je is is voor je.
Hij die vandaag ver is zal je morgen nabij zijn.
Het overstijgen van de Wet
De Heer verinnerlijkte de uiterlijke geboden. Zo zei hij eens tegen ons, toen wij hem vroegen naar de betekenis van de besnijdenis: Als die nodig zou zijn, zou de Vader ons wel besneden uit onze moeders voortbrengen. Maar ik zeg jullie, de besnijdenis in de Geest is de ware die altijd nut heeft.
Op een keer liepen we door de korenvelden. Sommigen van ons hadden honger en kauwden de verse aren. Jezus werd daar door langstrekkende schriftgeleerden op aangesproken want het was de dag van de sabbat. Jezus bleef staan en antwoordde de vrome mannen:
Stel dat iemand maar één schaap heeft dat op de sabbat in een put valt. Zal hij er niet alles aan doen om het dier - en zichzelf - te redden ondanks de sabbat? De mens is niet gemaakt voor de sabbat, de sabbat wel voor de mens.
Een andere keer zag Jezus een man die op de sabbat aan het werk was. Hij zei tegen hem:
Mens als je weet wat je doet, ben je gelukzalig, maar als je uit onwetendheid handelt ben je een overtreder van de Wet.
Tegen ons zei de Heer later:
De Wet is de grond waarop we leven. Ik ben niet gekomen om de Wet af te schaffen, maar om deze te vervullen. Te leren waar die werkelijk voor bedoeld is.
Een andere keer legde hij dat ook uit aan schriftgeleerden die hem vroegen hoe hij tegen willekeurige echtscheiding aankeek. De Heer antwoordde:
Staat er bij Mozes niet geschreven dat de schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt en dat die zich aan elkaar zullen hechten zodat ze niet langer twee maar één zijn?
Maar de schriftgeleerden wierpen tegen dat Mozes de man eveneens de mogelijkheid geboden heeft om zijn vrouw, ook om lichtzinnige redenen te verstoten door haar een scheidingsbrief te geven.
Maar de Heer antwoordde:
Mozes heeft dat toegestaan wegens jullie harteloosheid. Maar dat is in den beginne nooit zo geweest.
De profeet maakte ook hier een onderscheid tussen de eeuwige goddelijke Wet, die te allen tijde geldt, en maaksels van zelfzuchtige mensen.
Zo zei hij eens tegen ons: Waarom wassen jullie alleen de buitenkant van de beker?
Begrijpen jullie niet dat hij die de binnenkant heeft gemaakt ook degene is die de buitenkant heeft gemaakt?
Voor ingewijden
De Heer sprak vaak met ons, zijn leerlingen, als we ergens samen waren.
Sommigen van zijn leerlingen zijn, zoals je weet geliefde broeder Philokrater,
opgetekend door mijn broer Judas. Ook anderen, onder wie broeder Levi,
schreven uitspraken van hem op. Ze helpen ons nog steeds om inzicht in de wereld en in onszelf te krijgen.
Want, zoals de Heer ooit zei:
Wie alles meent te kennen maar zichzelf niet, die weet niets. Zalig is hij
die zijn eigen ziel zal leren kennen en zich bewust wordt wie hij is.
Want waar je bewustzijn is, daar is je schat. Diep in je hart.
Wie zoekt zal vinden en wie klopt zal worden opengedaan. Ken dat wat voor je aangezicht is en wat voor je verborgen is zal je geopenbaard worden.
Want er is niets verborgen dat niet openbaar zal worden, en er is niets bedekt dat niet zal worden onthuld.
Als jullie de waarheid kennen zal de waarheid jullie vrij maken.
Tegen een van ons hoorde ik hem eens zeggen:
Geef het kwade geen kans, want wie zondigt is een slaaf van de zonde.
Laat de zon niet ondergaan over je boosheid.
Ga op zoek naar de grote dingen en de kleine zullen je worden toegevoegd.
Ook dat kleine is waardevol. Wie in het allerkleinste trouw is, zal ook in het grote en vele trouw zijn.
Hij die heeft, hem zal worden gegeven. En hij die niet heeft zal zelfs het weinige dat hij heeft, worden ontnomen.
De Heer voorvoelde dat hij niet lang meer onder ons zou zijn en hij bereidde ons voor op onze taak om het evangelie uit te dragen aan wie het horen wilde.
Sommige woorden herinner ik me na al die jaren nog zeer levendig.
(Jezus zei:) Wees niet bezorgd van vroeg tot laat, noch van de ochtend tot de avond, welk voedsel je zult eten of welke kleren je zult dragen. Er zal voor je gezorgd worden.
(Jezus zei:) Het is zaliger te geven dan te ontvangen.
(Jezus zei:) Oordeel niet naar het uiterlijk, maar vel een rechtvaardig oordeel.
(Jezus zei:) Heb je broeder lief als je eigen ziel, behoed hem als de appel van je oog. Want nooit zullen jullie blij zijn als je niet vol liefde naar je broeder kijkt.
Het koninkrijk
De profeet van de Waarheid, onze Heer, sprak vaak over het Koninkrijk.
Zowel in het openbaar als met ons, zijn leerlingen. Sommige buitenstaanders dachten dat hij daarmee een aards koningschap bedoelde.
Ze waren blij, want een eigen koning zou ons verlossen van het Romeinse juk. Maar de Heer had het over een innerlijk koninkrijk.
Een Koninkrijk dat er al is maar meestal niet gekend wordt, aanvankelijk zelfs niet door ons, zijn eigen leerlingen.
Een koninkrijk dar je alleen kunt betreden als je wedergeboren wordt; niet in het lichaam maar in de Geest.
Broeder Jezus gebruikte daar vaak het beeld van 'het kind' voor. Kinderen zijn nog puur en staan open voor het mysterie. Zij hebben zich nog niet bekleed met scepsis, bitterheid, wraakzucht, arrogantie en gewichtdoenerij. Want om het Koninkrijk te kunnen ervaren moeten al deze 'mantels' worden afgelegd.
Tot ons zei Jezus eens:
Aan hen die zijn zoals zij (kinderen) behoort het Koninkrijk van God. Wie het koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.
Eerst zul je de dualiteit en de tegenstellingen in jezelf moeten leren kennen. Als je de duisternis niet kent zul je ook het licht niet kunnen zien.
In een intiem gesprek [met enkele van] zijn zeer dierbaren ging hij daarop door:
Als iemand niet begrijpt hoe het vuur ontstond, zal hij erin opbranden.
Als iemand niet eerst het water begrijpt, zal hij niets kennen.
Als iemand niet begrijpt waar de wind die blaast vandaan komt, zal hij erin meelopen.
Als iemand niet begrijpt hoe het lichaam dat hij draagt is ontstaan, zal hij erin omkomen.
Als iemand de wortel van alle dingen niet zal kennen, zullen ze verborgen blijven. -
Als je de wortel van het slechte niet leert kennen, kun je er ook geen vreemde voor worden.
Jij die niet begrijpt hoe hij kwam, zal ook niet begrijpen hoe hij zal gaan.
Niemand kan het Koninkrijk binnengaan die niet (eerst) in verzoeking is gebracht.
Pas als je de dualiteit en de tegenstellingen in jezelf hebt leren kennen,
en deze met elkaar hebt verbonden tot een lichtend inzicht, dan zul je het Koninkrijk ervaren.
Als je niet meer doet dan mij aanbidden, zul je het Koninkrijk niet binnengaan.
Dat kan alleen als je de wil van onze hemelse Vader volbrengt.
Het koninkrijk is een innerlijke zaak, het is in je en het groeit in je!
Het zal zich openbaren.
Zo leerde Jezus ons de aanroep:
Vader,
geheiligd is uw naam,
uw Koninkrijk komt.
Geef ons elke dag het nodige brood
en vergeef ons onze onwetendheid,
zoals ook wij dat doen voor hen die [.......] zijn,
en stel ons niet op de proef.
Profeet
De Heer trok rond door vele dorpen en steden in Galilea, Samaria en Judea en zijn faam verbreidde zich. Hij genas vele zieken en zette velen op het pad naar het Koninkrijk.
Hij doorzag als geen ander valsheid en onwerkelijkheid. Hij lette op de intentie van degene die hij ontmoette, minder op de uiterlijke daden.
Toen ik eens met hem in Jeruzalem was en we de tempel bezochten, zag ik hem kijken naar de grote offerkist die daar stond.
Velen, vooral rijken, gooiden er kletterend munten in, soms paraderend als protserige hanen.
Er kwam ook een arme weduwe die er onopvallend een paar kleine muntjes in gooide. Toen zei hij tegen mij en enkele anderen die bij ons waren:
Zien jullie die arme vrouw daar? Zij heeft meer geofferd dan al die rijken. Die hebben gegeven uit hun overvloed,-maar zij heeft het weinige dat zij had geofferd.
Door de vrijmoedige manier van spreken had onze geliefde Heer veel vijanden. Vooral de scherpslijpers onder de schriftgeleerden veroordeelden hem met harde woorden en verweten hem ontrouw aan de Wet, of zelfs openlijke overtreding daarvan. Maar Jezus weersprak hun woorden bijna altijd met zijn grote kennis, niet alleen over wat geschreven is, maar vooral wat de Onuitsprekelijke daarmee wilde uitdrukken. Hij was een ware profeet, die de bedoelingen van de Vader uitlegde aan een ieder die daarover met hem in gesprek kwam.
De graflegging
Aanvankelijk waren de Romeinen niet erg verontrust. De tempelpriesters in Jeruzalem voerden echter een antipropaganda die ook de Romeinen bereikten.
Uiteindelijk leidde dat tot de gevangenneming van mijn geliefde broeder e zijn verschrikkelijke dood. Van al die feiten ben je goed op de hoogte, goede Philokrater.
Jozef van Arimathea heeft zich, samen met Mariamme en haar broer Johannes, over het dode lichaam van de Heer ontfermd.` Omdat Jezus de eerste van ons was die stierf en vader Jozef nooit was bijgezet in een familiegraf, heeft Jozef aangeboden het lichaam tijdelijk onder te brengen in zijn eigen nieuw uitgehouwen graf.
Dit totdat we zelf een graf gevonden hadden waar we hem konden bijzetten.
Niet lang daarna vonden Jacobus en ik een grafruimte in het zuiden van de stad, dat we ingericht en klaargemaakt hebben voor onze geliefde broeder.
Het werd een plaats waar we soms in stilte samenkwamen en waar ook mijn sterke moeder en later eveneens mijn broer Joses en mijn halfbroeder Mattheus werden bijgezet.
Kortgeleden hebben we daar ook het stoffelijk overschot van onze geliefde broer en leidsman Jacobus op de rustbank terneder gelegd,
dat was kort na het gelijktijdig heengaan van onze geliefde zusters Mariamme en Martha.
Besluit
Geliefde Philokrater, vrede zij met u. De gemeente in Jeruzalem groet u.
Groet elkaar met de kus des liefdes.
Gedenk de woorden die de Heer tot ons sprak:
Ik heb vuur op de wereld geworpen en zie [ik waak erover tot het] opvlamt.
Ik ben jullie nabij tot aan de voleinding van deze wereld.
Uit: Jacob Slavenburg, "Het Document", 2012, Uitgeverij AnkhHermes, ISBN 978-90-202-0535-0.
Pagina 276 - 283.