De aanbidding van het gouden kalf, olieverf op doek, 1634, Nicolas Poussin.
Op een dag komt een man Gods bij Jerobeam, de eerste koning van het tienstammenrijk Israël. Hij profeteert over de zoon van David,
Josjiahoe (Josia), die eens komen zal. En als teken daarvan zal het altaar splijten en de as die erop ligt zal op de grond vallen.
En zo gebeurde het met het altaar in Bet El.
Bet El (vroeger Bethel genaamd) was de plaats waar Jakob de engelen van God op een ladder naar de hemel ziet komen en gaan. ("dit is niet anders dan een huis van God, dit is de poort des hemels!" - Genesis 28 vers 17).
Het is ook de plaats waar Jerobeam een gouden beeld laat plaatsen in de vorm van een stierkalf. ("dit zijn je goden, Israël, die je hebben laten opklimmen uit het land Egypte!" - 1 Koningen 12 vers 28). En dat zijn bijna dezelfde woorden die Aäron uitspreekt als Mozes te lang bij de Ene op de berg blijft, en het volk mort.
Een oude profeet, wonend in Bet El, haalt de man Gods over om een ander woord van de Ene te breken; over niet eten en niet drinken.
Maar hij zegt tot hem: ook ik ben een profeet, zoals jij; een engel heeft tot mij gesproken in een woord van de Ene en gezegd: haal hem met je mee terug naar je huis opdat hij brood eet en water drinkt! Hij liegt dat tegen hem.1 Koningen 13:18
En de man Gods wordt gestraft door de Ene.
Alle Bijbelverwijzingen op deze pagina komen uit de
Naardense Bijbel.
Andere verwijzingen: