-> Studie -> Alles over Engelen -> Engelen in de vijf boeken van Mozes -> De drie Engelen bij Abraham
Abraham en de Engelen

Abraham en de drie Engelen

Andrej Roebljov,
(1360? - 1430)
het Tretyakov-museum in Moskou

Abraham en de drie Engelen

Tiepolo
(1726 - 1729)
Fresco, 4000 x 2000 cm
Palazzo Patriarcale, Udine

Abraham en de drie Engelen

Paul Gustave Doré,
(1832 – 1883) gravure.

Abraham en de drie Engelen

Marc Chagall,
(1887 – 1985) illustraties bij de Bijbel

Abraham en de drie Engelen

Michael Parchment,
(1957 - ) Oil on Hardboard
22” x 18.5”

Abraham en de drie Engelen

Leslie Xuereb,
(1959 - )

Abraham en de drie Engelen

Abraham Dayan ,
(1960 - ) Olie Schilderij.


‘De Eeuwige verscheen aan hem bij de eiken van Mamré; 
hij zat in de ingang van zijn tent terwijl het steeds warmer werd.’
( Genesis (Berésjit) 18 vers 1 )
Dit vers maakt het vanaf het allereerste begin overduidelijk, dat alles wat staat te gebeuren het werk van God is.


Terug naar het begin

‘Hij keek op en zag, en zie, drie mannen stonden nabij’
( Genesis (Berésjit) 18 vers 2 )
Wat is er dan aan de hand? Waarom wisselt de tekst tussen God en mannen en weer terug? Om deze ogenschijnlijk verwarrende Goddelijke verschijning te begrijpen moeten we het sleutelwoord van het gehele vers bekijken, wajaar’ – “en hij zag” - of in de vervoeging “en hij verscheen.” De eerste keer betekent het gewoon “hij zag”, de tweede keer dat hij begreep wat hij zag.’ Het gaat hier dus minder om zien dan om waarneming - zien met de ogen en dan begrijpen wat je ziet. Het lijkt dat Awraham die sprong tamelijk snel had gemaakt. Eerst zag hij de mannen en bijna direct daarna daagde het hem dat zij een verschijning van God waren. Maar Awraham is een buitengewoon mens voor God. Voor de meeste mensen gaat dat niet zo snel.

Wat opvalt aan onze aartsvaders is onder andere dat zij op een bijzondere wijze, dicht bij God stonden. In het allerlaatste stuk van Tora wordt gezegd: ‘ Na Mozes is er nooit meer zulk een profeet in Jisraël opgestaan die de Eeuwige van aangezicht tot aangezicht heeft gekend.’ (Deut 34:10) Dus is de vraag hoe de anderen, die niet zoals Mozes een direct contact met God hadden God konden kennen.

Met uitzondering van Mozes kan God aan mensen alleen verschijnen in een vorm die zij aankunnen. In onze overlevering heeft zich een uitvoerige visie ontwikkeld op de idee van Mal’achim, letterlijk “boodschappers”, maar meestal vertaald als “engelen”. De mannen die Awraham bezoeken, de stem die tot hem riep toen hij zich over de vastgebonden Jitschak boog op de berg Moria en de man, die later worstelde met Jaäkov horen allen in deze groep: boodschappers van God die zich in menselijke gedaante vertonen zodat de boodschap van God door mensen kan worden gehoord, gezien en begrepen.


Terug naar het begin

‘en hij zei: Mijn heer, ...’
( Genesis (Berésjit) 18 vers 3 )
Het woord 'Mijn Heer' is gepunctueerd met een kamats (een lange a- of o-klank), net zoals de G'dsnaam. Onze Chagamiem (Wijzen) verschillen van mening over de vraag of hier G'd wordt aangesproken of dat Awraham tot de belangrijkste van zijn drie bezoekers sprak, zodat de woorden 'Mijn Heer' niet heilig bedoeld zijn maar tot een mens gericht zijn. Sommigen zijn van mening dat Awraham tot G'd sprak en Hem vroeg te wachten totdat hij zijn gasten had binnengelaten. Het bewijs hiervoor ligt in het feit dat het woord 'Mijn Heer' gepunctueerd is met een kamats, zoals de naam van HaSjeem.


Terug naar het begin

‘en zei zeiden...’
‘Toen zeiden zij tot hem:...’
‘En Hij zei:...’
‘Toen zei de Here tot Abraham:...’
‘Zou voor de Here iets te wonderlijk zijn?’
( Genesis (Berésjit) 18 vers 5, 9, 10, 13, 14 )
Als een van de boodschappers aangeeft dat hij terug zal keren en dat Sara een zoon zal baren, lijkt het duidelijk te zijn, dat dit de stem van God is. Hier spreekt de tekst opnieuw van God en niet over drie mannen.


Terug naar het begin

‘Toen vertrokken die mannen vandaar...’
‘Daarop zei de Here:...’
‘Toen wendden die mannen zich vandaar en gingen naar Sodom,
maar Abraham bleef nog staan voor de Here.’
‘Toen ging de Here weg,...’
‘En de twee engelen kwamen in de avond te Sodom.’
( Genesis (Berésjit) 18 vers 16, 20, 22, 33; 19 vers 1 )
Blijkens het vervolg geldt dit van twee van de drie mannen, want één, de Here zelf, blijft bij Abraham staan.

Worden zij eerst nog mannen genoemd, hier worden zij engelen genoemd: Het Hebr. woord betekent gezanten, of boden, gelijk ook het woord engelen, dat uit de Griekse taal genomen is.

In Berésjit Rabba wordt de vraag gesteld waarom drie ‘mannen’ in Mamré aankwamen, maar slechts twee engelen daarna naar S’dom doorgingen. Het antwoord is dat dit voortkwam uit de taakomschrijving van de Mal’achim:

‘Er is geleerd dat een engel niet twee taken uitvoert en twee engelen niet samen een taak, en toch staat er dat twee engelen naar S’dom kwamen. In feite is het zo: Michaël deed de aankondiging bij Awraham en vertrok; Gawriël werd gestuurd om S’dom te verwoesten en Refaël om Lot te redden.

We mogen daaruit afleiden, dat we omringd zijn door engelen, tot op de dag van vandaag. Misschien kunnen we ze zien (als mensen), maar we verstaan slechts zelden hun speciale opdracht.

Engelen verschenen aan Abraham, zie Genesis 18:1,2; Opmerking: Wij hebben hier te maken met een theofanie en twee engelen; zie ook het vervolg bij Lot in Sodom, Genesis 19:1, waar de twee engelen alleen verschenen.

Ter verduidelijking: De theologische aanduiding van een engelenverschijning als een theofanie wil aangeven dat men gelooft met een verschijning van God in een lichamelijke, menselijke gedaante te maken te hebben. Zo wordt de `Engel des Verbonds' met een hoofdletter geschreven omdat men op grond van schriftuurlijk bewijs aanneemt met een verschijning van Jezus Christus, Gods Zoon te maken te hebben. Deze overtuiging is o.a. gestoeld op Maleachi 3:1, waar de Engel des Verbonds, geidentificeerd wordt als `de HERE (Jahweh), die gij zoekt.'

Anderen echter zeggen, dat één van hun G’d zelf was, die Avraham van de overigen onderscheidde, want Hij wordt in de Hebreeuwse grondtekst meerdere keren hvhy genoemd. Dat is de onuitspreekbare heilige Naam van de Eeuwige.

De schrijver van de Hebreeënbrief doelde duidelijk op bovenstaande gebeurtenis en maakt hiervan gebruik om de gastvrijheid aan te moedigen. In de Luther-Vertaling van myrbi Iv’rim [Hebreeën] 13:2 lezen wij: "Vergeet niet gastvrij te zijn; want daardoor hebben sommigen zonder het te weten Engelen geherbergd".