De engelen zijn terug. Ook in Nederland. Heel onlangs opende in Amsterdam, midden op de Albert Cuypmarkt, het café De Engel zijn deuren. Je zit er letterlijk aan tafel tussen engelen, in de voormalige Gereformeerde Buiten Amstel Kerk. Hoog op het dak staat een goudgeverfd exemplaar, het 'logo' van De Engel. Gods 'boden' verblijven niet noodzakelijk in het altijd zuiver geestelijke domein.
'Het is niet bekend waar de engelen zich precies ophouden', staat onder het lemma 'engelen' in Voltaires Dictionnaire philosophique portatif - La raison par alphabet, zijn filosofisch woordenboek, 'of dat is in de lucht, in de lege ruimte, of op de planeten: God heeft niet gewild dat wij daarvan op de hoogte zouden zijn.'
De wetenschap dat het woord 'engel' uit het Grieks komt en 'bode' betekent, zegt de Franse wijsgeer, 'dat de Perzen peri's hadden, de Hebreeërs malakim, en de Grieken hun demonoi, zal ons niet veel verder helpen'.
De stralende en gevleugelde boodschappers zijn al lange tijd een vergeten categorie, omdat we er nauwelijks iets over weten en alleen maar kunnen gissen naar hun herkomst en hun geschiedenis. Maar sinds de aanslagen in Washington en New York, vorig jaar, vragen vooral steeds meer Amerikanen - in een land waar de helft van de bevolking gelooft in engelen en demonen - zich af 'of we onze beschermengelen dan echt zijn kwijtgeraakt en of die hemelse engelen dan vermomde gezanten van satan zijn'.
In Boodschappers uit hogere sferen heeft een aantal wetenschappers zich over die vragen gebogen en een 'cultuurgeschiedenis van de engel' geschreven - zonder daarin Voltaire te kennen of te vernoemen, want diens scepsis delen zij niet. De engelen, schrijft Peter Schmidt in zijn inleiding, 'zijn terug van weggeweest'. Je ziet ze weer overal, 'huiveringwekkend veraf en toch beschuttend nabij', in films en in het theater, in de reclame en op de hoezen van popplaten, in musea en in de New-Age-iconografie.
Het engelenmotief, door de eeuwen heen en in verscheidene culturen dikwijls geschilderd en gebeeldhouwd, en zo vaak gebruikt voor reliekhouders en grafmonumenten, zie je nu steeds meer in reclame. Een parfum is 'een geur uit de hemel', een auto 'geeft je vleugels', de verzekeraar is 'een engelbewaarder'. Hemels is goed, duivels is slecht.
Zelfs pastoor don Piergiorgio van het Italiaanse Provesano, waar Pim Fortyn begraven ligt, is tevreden. Ook Fortuyn ligt onder een vleugelachtig witmarmeren monument, gelegenheidszangeres op de begrafenis Vanessa koos voor crèmewit en Marten, Fortuyns broer, zei dat 'Pim zittend op zijn wolk, trekkend aan zijn sigaar en nippend van zijn wijn zal hebben genoten van het schouwspel'.
De watergeesten, de androgyne hemelachtigen, de nimfen en de putti, Gabriël en Michaël, en alle andere bliksemschichtige of bovennatuurlijke diergaarden worden in Boodschappers uit hogere sferen rijkelijk geportretteerd. Met bladgoud, met kroontjes en donsachtige veren, met alles waar engelen zich mee tooien. De nieuwe engelen verleiden ons, ze lopen blootsvoets, blozen en glimlachen, ze genieten van verboden vruchten, van rookwaar, alcohol en seks. Engelen zijn Himmlische Freunde.
Het wemelt in het boek van de schitterend uitgedoste serafijnen en cherubijnen, strijdende angelieke escortes en gevallen demonen. Het is ook verbijsterend wat er in de literatuur aan kennis over de engelenscharen bijeen is gebracht, van grote denkers als Thomas van Aquino - die door zijn tijdgenoten de Doctor Angelicus werd genoemd - tot dieptepsycholoog Carl Gustav Jung die zich verdiepte 'in de engel die in ieder van ons schuilgaat'.
'Engel' is ontleend aan een Griekse vertaling van het oorspronkelijk Hebreeuwse woord mal'alch, 'de schaduwzijde van God'. Engelen overweldigen. Zoals de dichter Rainer Maria Rilke al schreef: 'Elke engel is ontzettend.' En Rilke richtte zich tot die volmaakte 'oogappels der schepping' en vroeg: 'Wie zijn jullie?' We weten het niet.