deVerdieping | overige artikelen | 3 oktober 2008
Engelen zijn populair, maar niet in de kerk. Daar wordt de engelenopleving met argusogen bekeken. Tot grote spijt van dominee Rob Visser, die alle geloofservaringen wil omarmen.
’Ik heb de pest aan die vleugels.” Dominee Rob Visser zegt het heel resoluut. Hij bekijkt de tentoonstelling Allemaal Engelen in Museum Catharijneconvent. Er hangen zeventiende-eeuwse schilderijen, oude Perzische miniaturen, bidprentjes, iconen, foto’s en collages. Op sommige afbeeldingen zijn de engelen mannen, op andere vrouwen of kinderen. Maar altijd dragen ze vleugels. Visser: „Mooi hoor, die vleugels, maar mensen die engelen hebben gezien, hebben het nooit over vleugels.”
Al heeft Visser zelf nog nooit een engel gezien, hij weet waar hij het over heeft. Veel mensen vertelden deze dominee wat zij met engelen hebben meegemaakt. Engelen zorgen bovenal voor troost, ook wel voor bescherming. Angstaanjagend zijn ze nooit. En ze dragen gewone kleren, geen vleugels.
Ook in de Bijbel worden engelen nooit beschreven met vleugels. Bij Abraham komen drie mannen op bezoek, van wie hij later bedenkt dat dat God en twee engelen waren. In Betlehem komt een stralende verschijning de geboorte van Jezus aan de herder verkondigen. De engel die de steen van het graf van Jezus wegrolt, is een ’bliksem in een gewaad zo wit als sneeuw’.
Op de allervroegste afbeeldingen hadden engelen nog geen vleugels, wel witte, stralende gewaden en sandalen die nog steeds tot hun standaarduitrusting behoren. Die vleugels kwamen pas in de vijfde eeuw. Het uiterlijk van de engelen mag door de tijd heen sterk zijn veranderd – vroeger statige mannen, later zachtaardiger androgyne wezens, nog later schattige jongetjes en lieve meisjes – de vleugels bleven.
De meeste mensen zien zelf geen engelen, maar denken toch dat ze vleugels hebben. Hun beeld wordt bepaald door de kunstgeschiedenis, niet door de Bijbel of de kerk. Want die waagt zich heden ten dage liever niet aan engelen.
Tot grote spijt van dominee Visser (56). Engelen zijn ontzettend populair. Niet alleen als decoratie – kerstengeltjes, kleine begijntjes, vleugels op paspoppen in etalages – maar ook als wezens, ergens tussen hemel en aarde. Er zijn websites en workshops waar je je eigen engel kunt zoeken of aanspreken. Angel counsellors verdienen een goed belegde boterham. Daarmee zijn de engelen helemaal overgenomen door de esoterie, constateert Visser. De kerk, zeker de protestantse kerk van Visser, bekijkt die opleving argwanend.
Toen Visser een keer de bekende ’engelendominee’ Hans Stolp uitnodigde in de Grote Kerk te Apeldoorn, waren heel wat gemeenteleden daar ongelukkig mee. Er ontstonden heftige discussies. Hans Stolp vertelde over zijn eigen beschermengel, Andreas. Visser: „Men vond dat Stolp veel te ver ging door te vertellen wat engelen doen en hoe ze heten. Dat vond men speculatief. Engelen horen voor hen bij paranormale gaven, reïncarnatie, esoterie, yoga, allemaal zaken die niet direct verbonden zijn met de Heilige Schrift.”
Visser vindt dat spijtig, want leden van zijn kerk die ook engelen zien, durven daar nauwelijks meer over te praten. „Het is heus niet zo dat engelen alleen verschijnen in esoterische kringen. Ik weet nog dat ik als dominee begon in Zeeland. Bij een van mijn eerste huisbezoeken zei een vrouw dat ze me kon vertellen hoe het met mij zou aflopen. ’Wilt u dat weten, dominee?’ Een andere vrouw sprak dat ze via een schilderij met haar overleden man. Een derde vrouw, die veel verdriet had, ondervond steun van twee engelen die haar regelmatig raad gaven. Iemand was een keer verdwaald en teruggebracht door twee engelen. En een man zei tegen mij: ’Weet je dat als je preekt, er altijd twee engelen naast je staan?’. Deze man kon ook genezen. Hij was paranormaal begaafd.”
„Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het waren allemaal integere mensen, geen fantasten. Ze waren zo blij dat ze er met me over konden praten. Veel van hen voelden zich eenzaam, omdat hun engelenervaring nooit serieus was genomen.”
Visser heeft zelf nooit een engel gezien, maar gelooft dat je ze kunt beschouwen als ’contactmomenten’ met God. „Ik denk dat de engelen van God komen. God gaat schuil achter een diversiteit van beelden.”
Hij vindt het belangrijk om engelenervaringen te aanvaarden, omdat hij voor een pluriforme kerk is. „Er zijn zoveel verschillende godsdiensten. Wie zijn wij om te zeggen: wij hebben de waarheid. Ik zou willen dat de kerk openstond voor allerlei geloofservaringen. Doe ze dat niet, dan wordt de kerk een club, een vereniging met statuten, dogma’s, ordonnanties. We zouden ons moeten openstellen voor iedere andere omgang met God, ook voor de paranormale zienswijze.”
De kerk heeft die deur al in de tweede eeuw na Christus dichtgegooid. Kerkvader Irenaeus maakte korte metten met de gnostiek en de uitgebreide engelenleer die opkwam. Het was gevaarlijk als mensen een beeld gingen scheppen van zaken die niet voor hen waren weggelegd, vond hij. De Verlichting heeft er een flinke schep scepsis over engelen bovenop gegooid.
Rooms-katholieken hebben nog hun traditie van heiligen en visioenen. De protestanten hebben alleen het Woord, zegt Visser. Alles wat daarbuiten gebeurt, is problematisch. „Nu zie je vooral angst voor het paranormale. In een tijd waarin alles op zijn kop staat, willen mensen dat de kerk vastigheid biedt. Met Irenaeus zeggen we: die engelen moeten we laten rusten.”
Hoewel Visser nooit een engel heeft gezien, heeft hij er wel een ervaren, toen hij een jaar of acht, negen was. „Wij woonden in Den Haag in een bovenhuis waarvoor je een hele hoge, stenen trap moest beklimmen. Ik stond bovenaan de trap met mijn step, ik struikelde en viel voorover. Het was alsof ik gelanceerd werd. Ik vloog door de lucht en ik weet nog dat ik dacht: dit was het dan.
Het volgende moment stond ik op mijn twee beentjes onderaan de trap. Ik had een salto gemaakt. De step kwam achter me aan gevallen. Ik was er helemaal beduusd van. Ik rende de trap weer op en vertelde mijn moeder wat er was gebeurd. Ze zei: ’Dan heeft een engel jou behoed.’ Daar moet ik tegenwoordig vaak aan denken.”