Ziekenhuispredikante Margriet van der Kooi over engelenverschijningen
Driebergen - Een ontmoeting met een engel vindt vaak plaats op een moment ,,dat er iets ernstigs is’’, zegt ziekenhuis-predikante Margriet van der Kooi. In haar werk hoort ze soms de verhalen. Een gedachte die ze niet altijd uitspreekt, maar wel heeft is: ‘zoek God, niet de ervaring’.
MARGRIET VAN DER KOOI
Mark is bijna veertig als hij bij ons op de afdeling psychiatrie wordt opgenomen. Hij is erg in de war, er is ook veel chaos in zijn leven. Pas gescheiden, familie met wie de relaties verbroken dreigen te worden, onaangepast gedrag vermoed ik, seropositief. Hij wil graag schoon schip maken en vertrouwt me toe dat hij als hij de zaken weer op orde heeft het ambt in wil. Als dominee. Hij begrijpt dat hij dan nog een hele weg voor zich heeft, maar die kant moet het op met zijn leven. Hij maakt een zeer verdrietige indruk. ,,Gelukkig heb ik God’’, zegt hij.
,,Hoe merk je iets van God, Mark?’’ vraag ik. Hij gaat rechtop in zijn bed zitten. Meestal tref ik hem liggend op zijn bed, nu gaat gij rechtop zitten. ,,Ik wil er wel over vertellen, maar u moet het niet doorvertellen, anders zeggen ze helemaal dat ik ze zie vliegen.’’ Hij haalt diep adem. ,,God stuurt mij de engel Gabriël. Toen ik zeven was voor de eerste keer. Ik zat op de bank, ik schrok me helemaal rot. Ik wou wegrennen, ik was eerst hartstikke bang. Hij keek me alleen maar aan. Hij klapwiekte zo’n beetje boven me, heel groot, met van die enorme vleugels, heel wit, niet van licht of zo, hoe moet ik dat nou omschrijven, van een soort wit dat zélf licht is. Hij aaide me over m’n hoofd, ik denk dat ik gemerkt ben, en ik voelde me zo...zo gelukzalig, mijn hart werd warm en stroomde over, ik kan het haast niet uitleggen. Het is heel fijn, die gelukzaligheid. Ik heb het nog een paar keer gehad, nou ja, u zult het wel kennen.’’
,,Waarom denk je dat, dat ik dat wel ken?’’
,,Nou, u bent toch dominee - dominees hebben dat natuurlijk ook.’’
Hij kan er niet over uit dat dat niet zo is. ,,Ik zal voor u bidden dat u ook de gelukzaligheid zal krijgen’’, belooft hij.
,,Hoe weet je dat het Gabriel was, Mark?’’
,,Tsja, dat weet je gewoon.’’
Mijnheer Scheper was bij ons opgenomen omdat hij ernstig ziek was. Aanvankelijk leek hij wat beter te worden, maar snel bleek dat hij ten dode toe ziek was. Hij en zijn vrouw waren er zeer bedroefd over: hun huwelijk was kinderloos gebleven en zij waren erg aan elkaar verknocht. Door zijn ziekte veranderde zijn persoonlijkheid en in het laatste van zijn dagen deed hij vaak erg lelijk tegen haar, wat haar erg verdrietig en radeloos maakte. Ik sprak mijnheer Scheper geregeld en zorgde ervoor dat ik zijn vrouw regelmatig tegenkwam. Soms spraken we elkaar een poosje op mijn kamer, en dan bad ik voor haar en hem. Op een middag zat ze tegenover me bij mij aan tafel en zei: ,,ik moet u iets raars vertellen. Niet lachen.’’ Ik zei dat ik niet zo gauw iets raar vond en dat ik zeker niet zou lachen om iets dat voor haar belangrijk was.
,,U weet wat er allemaal aan de hand is, met mijn man en zo. Zelf ben ik ook niet goed, last van mijn enkels en mijn knieën. En ik voel me altijd minder waard dan een ander. Eergisteren lag ik ’s avonds in bed. Ik had het licht uitgedaan en ik moest erg huilen. Lang ook, denk ik. Toen was er ineens iemand in de kamer, terwijl de deur niet was opengegaan. Ik voelde heel sterk een aanwezigheid, ik voelde meer dan dat ik het zag. Toen zag ik lichtgevende handen, die over mijn lichaam gingen, op alle zere plekken. Het had niets seksueels of zo, het waren ook niet de handen van mijn man. Ze gaven licht, en er ging iets heel troostends en rustgevends van uit. Even plotseling als die aanwezigheid er was verdween die ook weer. Ik heb goed geslapen, alsof er een steen van me afgenomen was. Kunt u me zeggen wat het was?’’
,,Ik kan niet zomaar zeggen wat het was’’, zei ik. ,,Maar ik moet denken aan een paar psalmregels. Ik zal u die voorlezen - dan moet u maar zeggen of dat het was.’’
En ik las uit psalm 139:
‘Heer, Gij doorgrondt en kent mij;
Gij verstaat van verre mijn gedachten
Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen
Met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd...
Gij omgeeft mij van achteren en van voren
En Gij legt uw hand op mij.’
En Gij legt uw hand op mij. Was dat het? ,,Ik ken die psalm’’, zei ze stil. ,,Nooit aan gedacht. Ja, ik denk dat ik moet zeggen dat dat het was.’’ Dat is nu meer dan zes jaar geleden. Af en toe komen we elkaar nog tegen. Dat heb je in een regionaal ziekenhuis, dat vind ik ook leuk. ,,Ik heb het daarna nooit meer beleefd’’, zei ze. ,,Ik heb het nog wel eens willen voelen, maar God laat zich blijkbaar niets afeisen…’’
,,Nee’’, zei ik. ,,Mensen zeggen me vaak: ik wilde wel dat ik ook eens op zo’n manier iets zag of merkte van God. Ik zeg dan altijd dat ze wel moeten weten wat ze verlangen, omdat het vaak zo is, dat zulke dingen gebeuren als er iets ernstigs aan de hand is, iets waarbij de Here God blijkbaar te hulp wil schieten, omdat het te moeilijk wordt. Je moet dus erg goed weten of je wel naar zo’n bijzondere ervaring verlangen wilt.’’
En in mij is nog een andere gedachte, die ik niet altijd uitspreek, maar wel altijd denk: ‘zoek God, niet de ervaring’. Dat is een heel protestantse gedachte, maar dat ben ik dan ook. Ik houd er ook van om de ervaring te verbinden aan een bijbelwoord, zodat het ankert. Dat is ook weer erg protestants, en daar ben ik niet tegen.
Calvijn zegt naar aanleiding van de brief aan de Hebreeën: we hoeven niet te veel over engelen te zeggen, maar wel dat ze er altijd zijn. Ze vergezellen de gelovigen altijd; op al hun wegen behoeden zij hen (Psalm 91), klaar om uitgezonden te worden ten dienste van degenen die het heil zullen beërven. Boodschappers van Gods liefde. Mensen vertellen me er de verhalen over, altijd een verhaal om zuinig op te zijn: teder als met een kostbaarheid gaan zij ermee om.
Er zijn ook boodschappers van vlees en bloed, het is goed om erop te vertrouwen dat God mensen voor elkaar gebruikt. Een glas koel water op het goede moment, een aandachtig bezoek: ik noem de brengers ervan ook engelen Gods. En in weerwil van wat moderne mensen zeggen zijn die andere engelen er blijkbaar ook, gestalten van licht en troost, vriendelijk en veilig als het licht. Ik althans hoor er de verhalen van, niet dagelijks, maar wel geregeld. En als het boodschappers van de liefde Gods zijn, zijn mensen erdoor getroost en bemoedigd, bereid om maar weer op weg te gaan. Was het niet Elia die door de kracht van spijs en drank en door de ontmoeting met een engel Gods zijn weg vervolgen kon?
Margriet van der Kooi is ziekenhuispredikante.
Dit is het vierde deel van een serie over engelen. Eerder delen verschenen op 17, 24 april en 1 mei