-> Woord -> Mijn verhaal -> VI. De Nieuwkomer.
Jetty en Tonny omarmen elkaar stevig. Na al die jaren is daar geen verandering in gekomen, ook al zien ze elkaar elke dag.
"Kom, jongen, er begint zo een nieuw feest".
Gearmd lopen de twee naar de stadspoort. Achter hen horen ze Jan-Frank, Hansje en Martin nog opgewonden napraten, tot het geluid langzaam vervaagt in de omgeving.
Aan de rand van het pad staan hier en daar wat witte berken. De bladeren bewegen zacht alsof ze droog opkrullen in de wind.
Tonny kijkt opzij, en kan zijn moeder recht in de ogen kijken. "Mams, waarom ben je zo serieus, als er een feest komt?"
Ze glimlacht. "Er wordt niet gedanst, als je dat bedoelt. Kom nou maar mee, je kan het beter meemaken dan dat ik erover vertel."
"Oké". En Tonny laat zijn moeder los en pakt haar bij de hand. Hij kijkt naar de dikke, hoge muur die glimt van de waterdruppels.
"Shalom", zeggen Tonny en Jetty tegelijk tegen de grote, forse engel die naast de stadspoort staat.
De wachter is minstens twee meter lang, en kijkt vriendelijk op de twee engelen neer. "God gaat met jullie mee", antwoordt hij.
Jetty en Tonny gaan voor langs de westelijke poorten en volgen het smalle pad tussen de bomen door.
Langs de rivier laten ze de stad achter zich.
Tonny springt af en toe op, zodat zijn voeten in een ander ritme neerkomen.
Voor zich zien ze het witte hotel oplichten tussen de groene bomen en de blauwe hemel.
"We gaan een nieuwkomer begroeten", lacht Tonny. "Dat zal de eerste keer zijn voor mij!"
"Ja, niet iedereen durft zo dicht bij God te komen", zucht Jetty.
En om het enthousiasme van Tonny tot rust te brengen: "En je moet goed begrijpen dat het voor mensen die hier net aankomen heel vreemd is allemaal. Het is goed en vrolijk, maar ook vreemd en nieuw. Dus bedaar maar een beetje..."
"Ja, maar wie is het?", vraagt Tonny ongeduldig.
"Als het familie is, directe familie, dan wordt je er meteen bij gevraagd, en..."
Jetty onderbreekt Tonny lachend. "Er is geen beginnen aan met jou, zeg! Het is Corry, de tweede moeder van je zus. Zij is een uur geleden hier binnen gekomen. Haar man en haar zoon zijn er bij, en nog een paar engelen om haar te helpen."
'Dan kunnen we haar bedanken! Gaaf!" En dan is Tonny opeens stil.
Tonny en Jetty staan vijf meter voor het witte hotel.
En vanuit dat huis schijnt een vol licht, alsof een halogeen lamp op de witte sneeuw opgesteld staat.
Jetty knijpt Tonny in zijn hand. "Zo te zien is de Messias er ook", zegt ze vrolijk. Niet je zus, zoals je even dacht, maar Jezus!"
Hoofdstuk 6, februari 1999.