-> Woord -> Mijn verhaal -> IV. In de Hemel ?
Wat is verdriet?
Is het een vijand of een vriend?
De muziek van Frank Boeijen klinkt helder in de kamer. De twee boxjes boven op de kast laten het geluid naar beneden vallen. Op de glanzende blauwe vloer staan vier bedden; in elke hoek één. De kamer is lang. De bedden staan elke keer haaks op elkaar, zodat als je op bed ligt en naar je voeten kijkt, je altijd een ander in bed kan zien liggen.
Hansje ziet geen leeg bed.
Hij ziet niets en droomt wat voor zich uit op de maat van de muziek.
Hansje strekt zich lang uit en laat zijn handen zacht over de haren op zijn benen gaan.
Als het nummer is afgelopen, vallen zijn handen stil naast zijn naakte lichaam.
Hansje richt zich op zijn ellebogen op en kijkt naar de Cd-speler in de kast.
Het is vreemd om hier in de hemel op deze manier muziek te horen.
Een vierkant kastje van zwart plastic, waar zo maar geluid uitkomt.
Een stem, een klank, harmonie en dan opeens is het weer stil.
Hansje kijkt weer naar de Cd-speler, fronst zijn wenkbrauwen en kijkt intens.
En dan begint het nummer opnieuw te spelen.
Hansje glimlacht om de beheersing van zijn gedachten.
Langzaam laat Hansje zijn lichaam weer tot rust komen in het bed.
Hansje kijkt om zich heen. Nee, er zit niemand piano te spelen.
Hij is alleen in de kamer.
Tot ik de kamer binnen kom.
Hansje begint hartstochtelijk te lachen.
Ik niet.
Ik kijk verward de kamer rond.
Licht blauwe muren, een helder wit plafond, een bed in elke hoek, twee bedden zijn netjes opgemaakt, en op het derde bed...
Mijn ogen kijken naar alles wat ik zie, mijn oren horen alles tot in de kleinste lach, maar daartussen, tussen alle zintuigen in wemelt het van ongecontroleerde tintelingen. Ik heb altijd al geweten dat Hansje in de hemel is, dat is niet de verwarring. Wel dat ik net de trap opgelopen ben naar de zolderkamer, de bovenste kamer in mijn huis, mijn eigen kamer met mijn muziek, mijn lamp en mijn bed. En ik doe de deur open en stap binnen.
En ik ben in de hemel!
Daar hoor ík niet te zijn. Hansje wel. Hansje is mijn oudste broer, die na vijf maanden ademen, lachen en huilen, veel huilen, op de zucht van een longontsteking vertrokken is. Er is natuurlijk veel meer geweest met de baby Hansje. En de doktoren weten alles, zij weten altijd alles, mijn ouders niet en ik nog minder. Het enige dat ik weet is dat Hansje niet gedoopt is en toch in de hemel verder opgegroeid is.
Tot de jonge man die daar in bed ligt te lachen als hij mij ziet binnen komen. En als ik onhandig mee begin te lachen, en wij naar mijn gevoel na uren eindelijk uitgelachen zijn, weet ik dat het goed is. Ik ga op het bed liggen dat uitkijkt op Hansje. Mijn ogen zien dat Hansje naakt op bed ligt. Ergens in mijn hoofd wordt dat geregistreerd en niet doorgegeven. Ik verbaas mij nog steeds niet. Niet daarover. Wel over het verhaal van Hansje.
Dat begint niet bij het begin.
Dat begint met een vraag.
"Wil jij mijn maatje zijn?"
Of ik zijn vriend wil zijn? Alsof ik en hij van dezelfde soort zijn? Wat zou ik voor een engel kunnen betekenen? Hij kan mij bewaren en bewaken, en wat kan ik voor deze engel doen? Een vriend zijn?
Natuurlijk wil ik dat!
Met een droge mond zeg ik: "Ja, ik wil".
Hansje schiet weer in de lach. "Een mooie trouwbelofte is dat!"
Zijn glimlach op zijn gezicht maakt hem mooi. "En wat beloven wij elkaar?"
Speels kijkt Hansje mij aan.
"Ik heb nu eigenlijk maar één vraag. Het eerste deel van ons contract, o, sorry, ons contact. Ik wil je vragen of ik met jouw ogen mag kijken. Dan mag jij met mijn ogen meekijken. Wat vind je daarvan?"
Wat ik daarvan vind?
Ik kan geen woord meer uitbrengen.
Hansje ziet mijn verbazing en begint te vertellen over het leven in de hemel en over het leven op de aarde. Hij vertelt over zijn vrienden Tonny en Jan-Frank, over het geheime onderzoek dat ook hij mag gaan doen.
"En ik moest zo lachen toen ik jou zag binnenkomen. Ik ben eigenlijk stout geweest door mijn gedachten zo op jou te richten, alsof ik al jouw engelbewaarder ben geworden. En even, in een onbewust ogenblik zal ik gedacht hebben dat God het niet zou zien.
En toen zag ik jou binnenkomen en dacht dat jij hier alleen kan komen, omdat God van mijn gedachten af weet. God is in mijn gedachten. Altijd."
Natuurlijk kan een engel met zijn gedachten meer dan ik. Een engel is geestelijk.
Maar ik wéét dat dit Hansje is, zonder na te denken.
Zonder na te denken is eigenlijk wel goed, want als engelen gedachten kunnen horen, wat zou ik dan nog zeggen?
"Ik denk dat wij dan ook maar veel moeten praten met elkaar. En afspraken maken, en die nakomen, eerlijk en..." Onzeker stop ik met praten. Engelen en eerlijk zijn? O, ja wacht even, er zijn ook engelen die niet eerlijk zijn maar zich wel zo voordoen. En nog iets. Is dit wel de hemel? Is dit één van de kamers die Jezus klaar zou maken voor mij?
"Het is een kale boel hier, zeg."
Hansje glimlacht. "Ik zal eerlijk zijn en niet naar je gedachten luisteren. Ik lijk al heel wat als engel, maar ik ben nog maar een leerling." En enigszins boos stuiteren de woorden verder. "Ja, ik heb ook zo weinig kunnen leren van het leven."
Ik voel de oneerlijkheid en ik knik.
Hansje staat op en loopt naar een Cd-speler in de kast. Hij drukt op 'PLAY' en de eerste tonen van 'These are the Days of Our Lives' vullen de kamer op.
"Somethimes I get the feelin'
I was back in the old days - Long ago
When we were kids, when we were young
Things seemed so perfect - You know?"
Na de eerste regels begint Hansje door de muziek heen te praten.
"Kaal, is leeg, is afwezig. Ja, natuurlijk, kies dan het leven, opdat ik leef.
En leven is groeien en bloeien."
Terwijl Hansje bewust rond kijkt en ik verbaasd beginnen in de hele kamer
planten en struiken te groeien.
Overal waar ik kijk - Overal waar Hansje kijkt schieten takken omhoog, krullen bladeren uiteen en gaan bloemen open. Binnen een paar minuten zit ik rechtop in bed in een kamer - in een oerwoud! Overal is groen om mij heen. Ik hoor Hansje nog wel, maar zie hem niet meer.
"Sorry", proest Hansje uit. "Ik vergeet de tijd, en toch, ook de snelheid waarmee alles groeit. Ik kan het beter dan ik dacht."
Ik kijk in de richting van het lachen. Een hand veegt een paar takken opzij. "Zeg, nu ik hier ben, zou ik wel een paar mensen willen ontmoeten, en..."
"Ben je helemaal verduisterd?" Van schrik onderbreekt Hansje mij.
"Wat denk je, als iedereen zo maar de hemel in loopt, en ik denk aan jou, nee, zeg, nee, nu in ieder geval niet. We kunnen nu beter terug gaan naar de aarde. Zo meteen komt een engelbewaker op al dit leven af."
Al pratend herstelt Hansje zich.
"Jammer", zeg ik met een zucht. "Ik begon het net leuk te vinden hier."
"Ja, ja, kom maar mee.
Op aarde kan het ook net zo leuk zijn als hier in de hemel,
maar dat vergeten de meeste mensen."
Het is maar goed dat Hansje hier in al het groen de weg weet.
Ik loop achter hem aan door de deur heen.
Ik draai me na de drempel nog één keer om.
Ik kijk en kijk en kijk.
En het enige wat ik zie zijn de wolken in de blauwe grijze lucht.
Ik sta voor het raam en kijk naar buiten.
Het raam is in het midden van mijn kamer op zolder.
Ik sta weer met beide benen op de grond.
Ik schud mijn hoofd.
Zal ik in mijn armen knijpen? Droom ik?
Achter mij hoor ik Hansje kuchen.
"Zullen we verder gaan?"
Hoofdstuk 4, november 1998.