Vier ogen met een guitige glimp kijken twee boven twee om de hoek van de kamer.
Twee meisjes.
De onderste met licht roodblond haar en grote lichtblauwe ogen.
Acht jaar.
Het bovenste gezicht wordt omlijst met sluik, lang zwart haar.
Licht getinte huid omhult de grijs-groen-blauw-geel-rood-bruine ogen.
Tweeëntwintig jaar.
“Is het goed als wij erbij komen?”
“Ja, mag het? Mag het?”
Hoe kun je daar nee tegen zeggen…..
Hansje gaat rechtop zitten op de bank.
“Mag ik je voorstellen aan twee vriendinnen van me: Anne en Asrial.”
Voordat ik maar iets kan bedenken of zeggen,
is Anne al enthousiast aan het vertellen.
“We hebben net de ronde maan gezien, en die is rood!
En we hebben een witte hond bij ons, ik noem hem Indarra.
Dat is sterkte in mijn taal.”
Asrial loopt rustig achter Anne aan.
Even lijkt het alsof er een witte elegante engelverschijning in de deuropening naar de keuken staat,
maar dan op vier poten en met vleugels.
Als ik beter kijk blijken de vleugels uitstaand wit haar te zijn,
op een korte dikke vacht daaronder
en natuurlijk de opgekrulde staart die op de rug ligt.
Met krachtige, lange passen stapt de hond de kamer in.
Zijn zwarte lippen lijken te glimlachen
en zijn donkere ogen kijken vriendelijk rond.
“En ik heb een groene jurk aan, omdat we al zo veel blauw hadden.”
Asrial en Hansje moeten lachen en onbedoeld glimlach ik mee.
“Anne zit weer in haar kleurperiode, niet?”
Asrial antwoord niet op de vraag van Hansje, maar kijkt mij aan.
“Indy is een Samoyede, een van de weinige oerhonden die nog bestaan.
Vriendelijk, intelligent, oplettend en sterk.”
“En zacht.”
Anne onderbreekt Asrial als ze naast de hond gaat staan
en haar armen om hem heen slaat.
De hond blijft rustig staan, tot Anne hem los laat.
Dan loopt hij naar Hansje
en legt zich tegen zijn linkerbeen aan op de grond.
Hij gaapt even en knipoogt naar me.
“Indy heeft een sterke eigen wil.
Maar het meest bijzondere is dat Indy kan verschijnen
waar hij wil en hoe hij wil.”
Terwijl ze dit zegt, glimlacht Asrial.
Als ik van Asrial naar Hansje kijk, zie ik geen hond meer.
Anne ploft naast Hansje op de bank.
“Ja, en Indarra komt altijd bij mij terug als ik hem nodig heb.”
Hansje slaat zijn arm om Anne heen.
“Indy wil graag een ander thuis, waar hij kan spelen en waken.
En jij hebt ons nu.”
Hij prikt Anne in haar zij.
Ze giechelt.
Vol verbazing kijk ik rond van de één naar de ander.
Verwarrend.
Verwonderd.
Ik zie engelen.
En geen hond.
Asrial blijft naast de tafel staan.
Ze kijkt naar Hansje en Anne op de bank.
Die stil zijn en vrolijk terugkijken.
“De vraag is dan: Mag Indy bij jou en je vrouw blijven?
Indy zelf wil graag.”
Ik voel wat om mij heen wervelen, en kijk naar beneden.
Tegen mijn rechterbeen ligt een elegante witte hond,
krachtig, waardig en zacht.
Hoofdstuk 31, april 2013.