-> Woord -> Mijn verhaal -> XXVI. Het regent zonnestralen.
De aarde ademt licht de mist uit tussen de varens en de omgevallen bomen door.
Tonny en Anne lopen op het smalle pad achterin de groep engelen, hand in hand.
Anne praat honderduit.
"En dan heb ik wel tot vierendertig geteld!
Alle kusjes die ik jou gegeven heb!"
Ze kijkt Tonny gespeeld boos aan.
Tonny zucht even.
"Echt zoveel?"
Dan lacht Anne.
"Dan geven we er nog tien en dan hebben we wel duizend kusjes gegeven!
Zie je wel: ik hou veel meer van jou dan jij van mij!"
Lachend lopen ze op het pad onder de elzen en berken door.
Een zonnestraal gluurt tussen de bomen en breekt de mist in flarden uiteen.
Er zal een moment komen dat de zon weer volop schijnt,
maar nu kleurt de mist het bos nog wit en stil.
Tonny en Anne hebben geen aandacht voor al het leven om hen heen.
De mist maakt alles wazig en ver weg.
Ook de bewegingen van andere wezens,
die zich wanhopig verbergen voor het vale gele licht van de opkomende zon,
worden gedempt door de allesomvattende mist.
Hansje en Asrial lopen een paar meter voor Tonny en Anne uit.
Niet hand in hand.
Stil luisterend naar het geluid van gelach achter hen.
Naar het gezang van een vogel die niet te zien is.
Naar een druppel die geluidloos van de berk naar beneden komt
en pling plong op het mos en het gebroken hout op de grond valt.
Asrial heeft haar smalzwaard op haar rug.
Haar veelkleurige ogen kijken waakzaam rond.
Ze speurt door het wit van de mist,
door het zwart en donker onder de bomen;
Ze ziet de varens en de mossen met de modderige bodem vol wormen.
Zwart en wit.
Meer kleuren zijn er niet te zien.
Het groen en bruin van de bomen valt weg tegen de mist
en de zonnestralen en de schaduwen
die met elkaar spelen en dansen.
Wie de schaduwen goed bekijkt ziet een paar ogen die schichtig heen en weer schieten
voordat zij zich verder terugtrekken, weg van het smalle pad.
Hansje houdt zijn ogen en oren open.
In zijn rechter hand heeft hij een stok
en met elke stap lijkt het of Hansje er iets op leunt.
De houten tak tikt waar hij kan tegen iets aan.
Tik. Tik.
Ook al ziet de stok er uit als een stevige tak,
de wonderlijke, hoekige tekens van rechte strepen en streepjes verraden dat de stok voor andere doeleinden gebruikt wordt.
Tik. Tik.
Jetty loopt alleen voorop.
Ze kent de weg, de route door het bos.
Af en toe staat ze even stil.
Niet om te kijken welke kant ze op moet gaan.
Alleen om even contact met de omgeving te hebben.
De bomen, de varens.
De mol, de mier en de eekhoorn.
Het zwakke licht dat Jetty omhult als een soort elektrisch krachtveld verplaatst zich met Jetty mee,
waar zij haar voetstappen ook zet.
Het licht wordt elke keer iets helderder als een schaduw zich achter een boom terug trekt,
om daarna in de rustgevende stand terug te keren.
Jetty glimlacht even als ze Anne en Tonny hoort.
"Moeten we geen steentjes leggen om de weg terug te vinden?"
"Nee, mijn moeder is hier vaker geweest en kent het pad heen en terug."
Dan hoort Jetty in de verte een hees, hysterisch geblaf. Maar dan anders, als de roep van een ree.
Vanuit haar ooghoek ziet ze een schaduw bewegen, weg van de nieuwe zonnestralen en de optrekkende mist.
"Nog een kwartier verder het bos in, onder de drie grote eiken,
bij de notenhaag, en dan rechts af, zestien stappen.
Voor de drie tweeëntwintig meter hoge eiken stopt Jetty.
Het gras waar ze op staat is droog, door de zon die het open stuk bos verwarmt.
Het licht heeft de mist verdreven naar de randen van het bos,
waar de flarden zich in schaduwen terug trekken.
Onder haar brede Mexicaanse, gekleurde omslagdoek met franje komen haar armen
nu tevoorschijn met een jute tas.
Het fraaie borduurwerk licht op als ze zich omdraait
naar de vier aankomende engelen.
"Zo. Pauze."
Hansje begint met zijn stok over de grond een cirkel te trekken aan
de rafelige randen van het gras.
Het gras wordt veel onderbroken door klaver, mos, paardenbloemen en kruipende boterbloemen.
Asrial stapt op Jetty af en legt haar rechterhand op de arm die uit de doek steekt.
"Red je het verder zelf ?"
Ze kijkt Jetty indringend aan,
besluit dat het goed is
en zonder antwoord te krijgen draait Asrial zich lachend om naar Anne en Tonny,
die nu de open plek in het bos bereikt hebben.
Anne kijkt verrukt toe als Jetty uit de tas een fles Bar-le-duc mineraalwater met rood fruit haalt
en op de grond zet.
Twee zoete, zachte brioches volgen.
Anne's mond zakt langzaam open,
als ze kijkt naar de lichtgele kleur van de grote bollen,
met daarop een kleiner bolletje.
Jetty pakt verder vijf bekers en twee kaasbroden uit de tas.
Tonny's ogen lichten op.
"mmm, lekker. Zelf gemaakte broden ?"
"Ja, ik heb vanmorgen vroeg brood gebakken in de oven met kwark en geraspte kaas".
Jetty praat luchtig, alsof er geen schaduwen of bewegingen achter de notenhaag zijn.
"Ik kreeg een recept van Corry door die veel werkt in de Griekse en Franse keukens."
Dan fluistert ze tegen Anne:
"Het is een tas uit Moradabad, vandaar dat er zoveel in kan!
Vind je de kleuren mooi ?"
Een zucht ontsnapt Anne.
"Jaaaa."
"Wil jij op de tas passen als ik zo even achter de notenhaag wat moet doen ?"
Een korter en vrolijk "ja" volgt.
"Kom", zegt Asrial, terwijl ze op het gras in kleermakerszit gaat zitten.
Hansje en Tonny laten zich wat minder elegant op de grond zakken.
"En we eten.
En we drinken.
En we spelen".
Anne lacht.
Niemand ziet dat Jetty naast de drie eiken tussen twee hazelaars van de notenhaag doorstapt.
Haar rebozo omslagdoek trekt ze stevig om haar schouders heen.
Ze begint te tellen.
Eén.
Twee..
Drie...
Zestien.
Jetty kijkt om zich heen.
De omgevallen boom tussen de sparren en struiken geven het bos een onguur karakter.
De mist is dik en zelfs voor de zonnestralen is het lastig de bodem te raken.
Ze lacht even in zichzelf als een lied boven komt drijven.
"Even rustig ademhalen.
Lijkt alsof het regent als altijd.
Maar het regent zonnestralen".
Angst voelt Jetty niet, als ze begint te praten.
"Waar heb je mijn dagboeken gelaten, Jo ?
En mijn akte ?"
Je weet wat ik wilde. "
Jetty houdt zich even in en laat haar boosheid zakken.
De kleur van haar omgeving verschuift naar lichtblauw en lichtgeel.
Onder een varen trekt iets wat lijkt op een mens zich terug,
in het duister, weg van het licht.
De armen voor het angstige gezicht.
Krakend komt een antwoord.
"Ik was kapot, Jet.
Jij hebt mij alleen gelaten.
Tonny was weg."
Zijn adem stokt.
De hand voor de mond.
Kuchend.
"Niet meer dan terecht dat alles over jullie ook kapot is.
Hoe denk je dat ik mij voelde?
Ik moest wel voor mijzelf zorgen.
In de auto bij het ongeluk al."
Zijn stem sterft weg.
Jetty kijkt verdrietig om zich heen.
Ze beseft dat Jo altijd eerst voor zichzelf zorgt.
Ze ziet onder de struiken rechts van haar wel wat bewegen,
maar kijkt terug naar het bange wezen onder de varen.
"Het was dom van je om hier te komen, Jet, alleen.
Een schorre lach gaat over in een hoestbui.
Jetty recht haar rug en zet haar voeten stevig op de vochtige grond.
Ze kijkt even naar rechts omhoog en volgt met haar ogen de zonnestraal.
In een oogwenk staan er tien engelen om haar heen.
Alle bewegingen versnellen.
Geluiden en schaduwen verdwijnen even snel als ze gekomen zijn.
Onder de varen is niets meer te zien,
terwijl het lichter is dan ooit.
Een vredige stilte maakt zich los van de groep engelen.
Eén voor één nemen ze met een kus afscheid van Jetty
en verdwijnen in het licht van de steeds sterker wordende zonnestralen.
Hoofdstuk 26, oktober 2011.