Tonny moppert nog wat na in zichzelf.
"En zo worden we weggestuurd om een ander te helpen. Dienende geesten. Fraai hoor."
Anne lacht hardop.
"Het is wel liefde, zeg!
Ze houdt van haar dochter en ook van jou.
Daarom."
Jetty loopt tussen Tonny en Anne in.
"Dat niet alleen, Ton, het is je nicht die we wat op weg helpen.
We fluisteren wat in de wind voor haar,
we dekken haar toe met ons licht en maken haar wat sterker.
Het zou goed zijn als alle engelen dit doen voor een mens."
"Wow."
Anne blijft stil staan bij de ingang van de binnenplaats.
Ze kijkt met grote open ogen naar het glazen dak,
de gelijmde houten ondersteuningen die in één punt op de grond samenkomen.
Één paal rechtop. Vier balken waaieren uit naar de hoeken van het dak.
Om de paal heen, in het centrum op de grond, een stenen plantenbak met een diameter van drie en een halve meter.
"Een deels transparante overkapping", denkt Tonny bewonderend.
Hij kijkt omhoog.
Om het grote rechthoekige dak zitten glazen ramen.
In het midden van het dak een rond glas dat de streperige structuur van het dak doorbreekt,
als een open oog naar de hemel.
Overal om de binnenplaats heen zie je glas,
elke wand heeft twee rijen van zeven ramen boven elkaar.
"En dan te bedenken dat waar nu studenten lopen, vroeger soldaten liepen..."
Kijkend, ademloos kijkend.
Anne volgt Tonny en Jetty de open ruimte in.
Er staan een aantal tafeltjes met bijpassende stoeltjes.
"Gaan we hier weer een vlaflip drinken?"
"Nee, Anne", glimlacht Jetty,
"we gaan eerst een mantel van liefde afgeven."
Door het licht en de gesprekken begint Tonny te neuriën.
Bedek me
Met jouw mantel der liefde
Een mantel die niemand heeft
Alleen jij
En ik hou het geheim.
Hoofdstuk 24, november 2010.