De engelen
I.
De engel.
Om een engel te zien,
moet je in iemands ziel kunnen kijken.
Dan zeg je:
Ieder mens kan een engel zijn
voor een ander.
Een engel is dan het goede,
het hemelse in een mens.
Maar als je in iemands ziel kan kijken,
zie je dan ook de hel?
De duivel?
Het kwaad?
Zitten ze naast elkaar,
groot en klein,
machtig en trillend van angst,
lief en boos.
En als ik mag kiezen,
kies ik dan het leven,
de liefde!
de engel!
II.
Om een engel te voelen
moet je zijn hart kunnen aanraken
als een trilling
van veren en vleugels
zo zacht.
Voorzichtig -
de hemel breekt
door de realiteit heen:
daar staat een strijder
vol licht en liefde.
III.
Om een engel te horen
moet je luisteren
naar de ziel
en naar het hart
naar de geest
en naar het verstand
naar de golven
en het water daaronder
naar de wind
en het zand daarin.
IV.
Om een engel te ruiken
moet je de liefde branden
- geen gouden ring
en geen wierook
of mirre is nodig -
vuur wil ik werpen
op mensen, op aarde
zo ook in de hemel.
V.
Om een engel te proeven
moet je een mens zijn
en de lucht om ons heen
herkennen als een hemel
om de aarde.