-> Woord -> Engelen in de literatuur -> Het listige mes.
Titel: De Noorderlicht trilogie
Auteur: Philip Pullman
ISBN: 978-90-446-1135-9
Uitgever: Prometheus
Prijs: € 35,-

 

Het Gouden Kompas

Het Listige Mes

Het gouden kompas is het eerste boek van de zoektocht van Lyra naar haar verdwenen vriend Roger, die haar naar de bleke schoonheid van het Noorden brengt. In het listige mes ontmoet Lyra de twaalfjarige Will, die een man heeft vermoord. En in De amberkleurige kijker ondernemen Lyra en Will een onontkoombare reis die hen zelfs naar de wereld van de doden zal voeren.

Het Noorderlicht trilogie Het Noorderlicht Het Noorderlicht Het listige mes Het listige mes De amberkleurige kijker De amberkleurige kijker

In het tweede boek komt de lezer vanaf hoofdstuk 6, "Lichtgevende vliegende schepsels", de engelen voor het eerst tegen.


'Hebt u soms een vreemd kind in haar eentje gezien?'
'Nee. Maar we hebben een paar avonden geleden wel engelen zien overvliegen in de richting van de pool.'
'Engelen?'
'Hele troepen in de lucht, gewapend en glinsterend. De afgelopen jaren vertoonden ze zich niet vaak, hoewel ze in de tijd van mijn grootvader regelmatig door deze wereld kwamen, dat zei hij tenminste altijd.'
...
'wilt u ons dan wat meer vertellen over deze wereld en over de engelen die u hebt gezien? '
- pagina 127, gesprek tussen de heksenkoningin Serafina en de reiziger Joachim Lorenz.

'We weten tenslotte dat er engelen door onze wereld gaan.'
'Engelen? ' zei Serafina. 'Daar heeft u het al eerder over gehad. We hebben nooit over engelen gehoord. Wat zijn het? '
'Wilt u iets horen over engelen? ' zei Joachim Lorenz. 'Goed. Ik heb gehoord dat ze zichzelf bene elim noemen. Sommige mensen noemen hen ook wel Wachters. Het zijn geen wezens van vlees en bloed, zoals wij, maar schepsels van de geest, of misschien is hun vlees dunner dan het onze, lichter en zuiverder, ik weet het niet. Maar ze zijn anders dan wij. Ze brengen berichten van de hemel, dat is hun roeping. Soms zien we ze heel hoog in de lucht, dan komen ze deze wereld door, op weg naar een andere, lichtend als vuurvliegjes. In een stille nacht kun je zelfs hun vleugelslagen horen. Ze bekommeren zich om andere dingen dan wij, hoewel ze heel vroeger wel eens naar beneden kwamen en zaken deden met mensen. Sommigen beweren zelfs dat ze ook seks met ons hadden.
- pagina 130.

Toen de mist opkwam, na de orkaan, werd ik daar op weg naar huis door overvallen in de heuvels achter de stad Sant'Elia. Ik schuilde in een herdershut bij de bron, vlak bij een berkenbos. En de hele nacht hoorde ik stemmen boven me in de mist, verschrikkelijke en boze kreten, en ook vleugelslagen dichterbij dan ik ze ooit had gehoord. Tegen de ochtend hoorde ik geluiden van een wapenschermutseling, het suizen van pijlen en het gekletter van zwaarden. Ik durfde niet naar buiten om te kijken, hoewel ik hevig nieuwsgierig was, maar ik was bang. Ik was doodsbang, als u het wilt weten. Toen het buiten zo licht was als het ooit werd tijdens die mist, waagde ik een kijkje, en ik zag een grote gedaante gewond bij de bron liggen. Ik had het gevoel dat ik dingen zag die ik niet mocht zien..... heilige dingen. Ik moest een andere kant uit kijken, en toen ik weer keek, was de gedaante verdwenen.

Zo dicht bij een engel ben ik nooit meer geweest. Maar zoals ik u al zei: een paar avonden geleden hebben we ze gezien, heel hoog tussen de sterren, op weg naar de pool, als een vloot machtige schepen... Er is iets aan het gebeuren, en hier beneden weten we niet wat dat kan zijn. Misschien is er een oorlog op komst. Er is een keer een oorlog geweest in de hemel, duizenden jaren geleden, talloze tijdperken terug, maar ik weet niet hoe die afgelopen is. Het zou kunnen dat er weer een oorlog komt. Maar dat zou een reusachtige verwoesting geven, en wat de gevolgen voor ons zouden zijn... daar heb ik geen ideeën van.'

Ruta Skadi zei: 'de pool, meneer: U zei dat die engelen op weg waren naar de pool. Waarom zouden ze dat doen, weet u dat? Ligt de hemel daar?'
- pagina 131.

'Dat zou ik niet weten. Ik ben niet erg ontwikkeld, dat ziet u duidelijk genoeg. Maar het noorden van onze wereld, nou, dat is de verblijfplaats van de geesten, zeggen ze. Als engelen zich zouden verzamelen, dan zouden ze daarheen gaan, en als ze van plan waren de hemel aan te vallen, dan denk ik dat ze daar hun fort zouden bouwen als uitvalbasis.

Hij keek omhoog, en de heksen volgden zijn blik. Ze hadden in deze wereld net zulke sterren als in de hunne: de melkweg schitterde helder tegen de hemelkoepel, en het duister was bezaaid met ontelbare sterrenlichtjes, die bijna net zo straalden als de maan...

Hij wees naar het sterrenbeeld Ophiucus. En waarachtig, er bewoog iets doorheen: een groepje lichtende schepsels. En het was geen doelloos zwalken wat ze deden, ze bewogen zich voort met de doelbewuste vlucht van ganzen of zwanen.

Ruta Skadi stond op.
'Zuster; het is tijd dat ik afscheid van u neem,' zei ze tegen Serafina. 'Ik vlieg omhoog om met die engelen te praten, wat het ook voor wezens zijn.'
- pagina 132.

Zo vloog ze door, steeds de engelen in het oog houdend, en toen ze geleidelijk dichterbij kwam, kregen ze een duidelijker vorm.

Ze straalden, niet alsof ze brandden, maar alsof ze door zonlicht werden beschenen, waar ze ook waren en hoe donker de nacht ook was. Ze leken op mensen, maar dan met vleugels, en veel groter. En omdat ze niets aan hadden, zag de heks dat het drie mannen en twee vrouwen waren. Hun vleugels groeiden uit hun schouderbladen, en hun ruggen en borstkassen waren enorm gespierd. Ruta Skadi bleeg een poosje achter hen vliegen om ze te bekijken en hun kracht te schatten, voor het geval ze met hen moest vechten. Ze waren niet gewapend, maar aan de andere kant vlogen ze met het grootste gemak en zouden ze het msischien wel van haar winnen als het tot een achtervolging kwam.

Terwijl ze voor de zekerheid haar boog klaar hield, zette ze vaart en vloog naast hen mee, terwijl ze riep: 'Engelen! Stop even en luister naar me! Ik ben de heks Ruta Skadi en wil met u praten!'

Ze zwenkten. Hun grote vleugels klapten binnenwaarts om af te remmen, en hun onderlichamen zwaaiden omloog tot ze rechtop in de lucht stonden. Ze bleven op hun plaats door met hun vleugels te slaan. Ze sloten haar in, vijf reusachtige gestalten die in het duister oplichtten, beschenen door een onzichtbare zon.

Ieder engelenschepsel was duidelijk een individu, en toch leken ze meer op elkaar dan enig mens die ze kende. Wat ze gemeen hadden was een glinsterend, flitsend spel van intelligentie en gevoel, dat hen allemaal tegelijk leek te overspoelen. Ze waren naakt, maar zij voelde zich naakt onder hun blik, zo doordringend was die en zo diep ging hij.

'Dus u bent engelen', zei ze, 'of Wachters of bene elim. Waar gaat u heen? '
- pagina 133.

'We geven gehoor aan een oproep', zei er een. Ze wist niet wie er had gesproken. Het kon ieder van hen of allemaal tegelijk zijn.

Ruta Skadi was vierhonderdzestien jaar oud, en ze had alle trots en kennis van een volwassen heksenkoningin. Ze was oneindig veel wijzer dan enig kortlevend mens, maar ze had geen idee van hoe kinderlijk ze leek naast deze oeroude wezens. Ook wist ze niet dat hun bewustzijn zich als draadvormige tentakels uitstrekte tot in de uithoeken van universums, waarvan ze nooit had gedroomd, en evenmin dat ze hen alleen als menselijke gestalten zag omdat haar ogen dat verwachten. Als ze hun werkelijke vorm zou kunnen zien, zouden ze meer weg hebben van architectuur dan van organismen, een soort reusachtige gebouwen die waren opgetrokken uit intelligentie en gevoel.

Meteen sloegen ze hun vleugels uit en vlogen met een vaart weg, en zij stoof met hen mee, deinend op de beroering die hun wieken in de lucht veroorzaakten, en genietend van de snelheid en kracht die het aan haar vlucht toevoegde.

Bij daglicht waren de engelen minder goed te zien, maar hun vreemdheid was voor iedereen duidelijk. Het licht waarbij Ruta Skadi hen zag, was nog steeds niet dat van de zon, die nu in de hemel klom, maar een ander licht dat ergens anders vandaan kwam.
- pagina 134.

Het werd weer nacht, en nog steeds vlogen de engelen door. En op een gegeven moment veranderde er iets in de lucht. Ze werd niet slechter en niet beter, alleen anders, en Ruta Skadi wist dat ze van de ene wereld waren overgegaan in de andere. Ze had er geen idee van hoe dat was gebeurd.

'Engelen!' riep ze, toen ze de verandering voelde. 'Hoe hebben we de wereld verlaten waar ik u heb gevonden? Waar was de grens?'
'Er zijn onzichtbare plekken in de lucht', kwam het anwoord, 'openingen naar andere werelden. Wij kunnen ze zien, maar u niet. '

Ze waren langzamer gaan vliegen en cirkelden als adelaars rond op middenhoogte.
- pagina 135.

En van alle kanten zag ze er vluchten engelen heen vliegen, en niet alleen engelen...
- pagina 136.

Misschien weet je niet wat je doel is, maar de engelen die je hier hebben gebracht weten het wel.

En wat bedoelde u met engelen?
- pagina 177.

Zijn jullie Schaduwen?
Ja.
Zijn jullie hetzelfde als Lyra's stof?
Ja.
En is dat donkere materie?
Ja.
De geest die op deze vragen antwoordt is niet menselijk, he?
Nee. Maar de mensen hebben ons altijd gekend.
Ons? Zijn er meer dan een?
Ontelbare biljarden.
Maar wat zijn jullie?
Engelen.

- pagina 232.

'Stil, zuster', zei Serafina. 'Luister..... en wat is dat voor licht?' Ze stonden op, bang dat er iets langs hun wacht was geglipt, en zagen licht glanzen uit de richting van het kampement. Maar het was geen licht van het vuur, daar leek het in de verste verte niet op.
...
Er stonden tien of meer engelen om de twee kinderen heen en keken op hen neer.
- pagina 256.

Ten slotte spreidde een van de schepsels zijn vleugels wijd uit. Hoewel ze dicht bij elkaar stonden deden de andere dat ook, en hun vleugels vermengden zich zonder enige weerstand, drongen door elkaar heen als licht door licht, tot ze een stralende cirkel vormden om de kinderen die op het gras lagen te slapen.

Toen stegen de wachters de een na de ander op. Ze vlogen als vlammen de lucht in en werden almaar groter, tot ze reusachtig waren; maar toen waren ze al ver weg, als vallende sterren naar het noorden schietend.
- pagina 257.

Hij zag twee mannen in het donker staan, alsof ze op iemand wachtten. Will legde zijn hand op het mes.
Toen sprak een van de mannen.
'Ben jij de jongen met het mes? ' vroeg hij, en zijn stem had de vreemde klank van die vleugelslagen. Wie hij ook was, hij was geen menselijk wezen.
'Wie zijn jullie?' vroeg Will. 'Zijn jullie mannen, of....'
'Geen mannen, nee. We zijn Wachters. Bene elim. In jouw taal: engelen.'
Will zweeg. Degene die had gesproken ging door. 'Andere engelen hebben andere taken en andere gaven. Onze taak is eenvoudig: we hebben je nodig.'
Ze gingen opzij om hem voorbij te laten en hij voelde de lucht trillen toen hij in hun buurt kwam, maar hij trok zich er niets van aan...
- pagina 301.

 


Terug naar het begin