Tijdens archeologische opgravingen in de woestijn van Irak is de jonge reporter Cotten Stone toevallige getuige van een vreselijk drama. Tot haar verbijstering ziet zij in een eeuwenoude crypte de gerenommeerde archeoloog dr. Gabriel Archer in gevecht met een Arabische man om een klein houten kistje. Bij deze worsteling komt de Arabier om het leven door een schot uit zijn eigen pistool en krijgt dr. Archer een hartaanval. Maar voor hij sterft, duwt hij het kistje in Cottens handen en spreekt hij haar toe in een vreemde taal ...
Cotten smokkelt het doosje mee naar Amerika, waar ze in contact treedt met priester-archeoloog John Tyler, van wie ze hoort dat dr. Archer op het spoor was van de heilige graal, de schaal waaruit Christus dronk tijdens het Laatste Avondmaal en waarin zijn bloed na de kruisiging werd opgevangen.
Vanaf dat moment is Cotten Stone haar leven niet meer zeker. Haar vrienden komen een voor een om het leven en haar bankrekeningen worden geblokkeerd. Samen met Tyler moet zij er voortdurend voor zorgen haar achtervolgers een stap voor te blijven. En tegelijkertijd zoekt Tyler naar antwoorden in de bijbel, waar hij verbijsterende bewijzen vindt die duidelijk maken waarom Cotten steeds mysterieuze boodschappen doorkrijgt ...
'Dit is Cotten Stone, de dochter van Furmiël Stone.
U hebt toch wel gehoord van Furmiël, de engel van het elfde uur?
Furmiël... een van de gevallen engelen, zoals u die noemt,
een van de wachters.
Mijn broer.'
pagina 275.
'Je vader is vanaf het eerste begin bij ons geweest.
Hij heeft meegevochten in de grote strijd.
Toen we werden verslagen zijn we verstoten
en ertoe veroordeeld voor eeuwig hier rond te dwalen.
Uiteindelijk werd je vader zwak en bad hij God om vergiffenis.
Hij verliet onze gelederen... als verrader.
Hij wierp zich in het stof en maakte ons te schande.
God kreeg medelijden met hem en gunde hem een leven als sterfelijk mens.
Hij mocht trouwen en zich voortplanten.
Jij en je tweelingzus zijn zijn kinderen,,,
halfbloeden, Nefilim.
Heel zelfzuchtig nam God jouw zuster
en liet jou op aarde blijven om Zijn strijd te voeren.
pagina 276.
De engelentaaal: