Plaats: de hemel.
Gastvrouw: Wallada, een liberale moslimprinses uit het Al-Andalus van de elfde eeuw.
Gasten: de opstandige filmmaker Theo, de Somalische politica Ayaan en haar tegenpool: het extremistische nichtje Ayda.
Onderwerp van gesprek: de islam, vrede en vrijheid.
Inzet: het lot van Wallada’s oude stad Córdoba, die moet worden behoed voor een terroristische aanslag, gepland door de strijdkameraden van Ayda.
Consumpties: zeker twee pakjes Gauloises en vele glaasjes muntthee.
Wallada’s gasten belicht verschillende standpunten in de islamdiscussie en geeft stof tot nadenken over de vraag: hoe komen we dichter bij elkaar?
Hieronder alle teksten over de hemel en de engelen uit dit verhaal.
'Israfil, vertel me: is zij gearriveerd?'
'Nog niet, prinses Wallada, nog even. Haar leven zal dan aan haar voorbijgaan, precies volgens het protocol.'
- pagina 7.
'En wat dacht u van mij? Ik ben hier al vanaf het begin!'
'Raakt uw geduld dan nooit op?'
'Niet voor niets spreekt men van engelengeduld.'
- pagina 8.
'Neem alle tijd; in de eeuwige jachtvelden speelt de klok geen rol'
uit het niets verschijnt een tweede regisseursstoel....
'...En dit... is dit dan de hemel?...
vóór me strekt zich een immense ovaalvormige ruimte uit.
Alles is er licht en wit; de kuipstoeltjes, de salontafeltjes, de lange banken,
de bolvormige lampjes. Hier en daar liggen of zitten mannen en vrouwen met elkaar te praten,
te slapen of een boek te lezen. Aan een grote takvormige kapstok in de hoek hangen vleugels.
- pagina 11.
Een gigantisch zilveren filmscherm ontrolt zich voor onze ogen.
Het is koepelvormig en het omringt ons bijna volledig.
'Ze hebben me gevraagd jouw levensfilm in elkaar te draaien'...
'...Normaal krijg je 'm pas te zien als je niet meer terug kunt naar het aardse leven,
maar voor jou maak ik een uitzondering.'
- pagina 12.
'Ja, ja, zintuiglijk filmen noemen ze dat, een van de vele zegeningen van het hiernamaals.'
- pagina 14.
Theo ziet het, en haalt uit het niets een glas water tevoorschijn.
- pagina 17.
In plaats daarvan zie ik een immens groot plein, omringd door torenhoge gebouwen die van kristal
lijken te zijn gemaakt.
Het lijkt wel alsof iedereen zweeft!
En alles ziet er zo zacht en wittig uit, als een waspoederreclame.
Ik draai me om en kijk op naar een meterslange, gevleugelde reus met een gele tulband.
Allah zij geprezen: een engel!
Verbluft kijk ik toe hoe hij routineus een lichtblauw oplichtend mobieltje uit z'n zak haalt.
De engel kijkt me vriendelijk aan.
- pagina 21.
'O en mevrouw... die groene velden met bloemen en honingrivieren en zo, die zijn er ook.
Daarvoor moet u even buiten de stad zijn. En de moskee zit hier om de hoek.
Hij lacht me bemoedigend toe en voor ik iets kan terugzeggen,
is hij verdwenen.
- pagina 22.
Ik wil wat terugzeggen, maar Theo klapt alweer in z'n handen om de film verder te kijken
- pagina 27.
Theo knikt terwijl hij een handbeweging naar het scherm maakt.
- pagina 33.
Theo antwoord niet, maar knipt met z'n vingers naar het scherm.
- pagina 43.
Ik kijk om en schrik. Nee, dit geloof ik niet, ik droom! Een lichtgevende man van zeker drie meter,
met immense zwanenvleugels en een glimmende trompet aan zijn riem gekoppeld, kijkt glimlachend op me neer.
'Het spijt me u te storen', zegt hij zacht, 'een collega belde mij om te melden dat de vrouw die vluchtte na uw noodlottige val,
is gearriveerd bij hemelpoort 16.'
- pagina 45.
'Israfil! Bent u reeds bij de hemelpoort gearriveerd?'
'Helaas niet, Hoogheid. Ik bel u om te zeggen dat we vertraging hebben opgelopen bij wolk 13'.
- pagina 46.
'Hebt u de hemelpoort reeds bereikt?'
'Helaas niet, hoogheid, een gevallen engel schijnt de weg te blokkeren.'
- pagina 47.
De engel is vertrokken.
Ik wil een stap doen en merk dan tot mijn stomme verbazing dat ik ook kan zweven.
Geen zwaartekracht, dat voelt goed!
...
Geschrokken laat ik m'n portemonnee uit m'n handen vallen. Hij valt niet op de grond,
maar zweeft samen met de muntjes door de cabine.
- pagina 48.
Plotseling staat de rijzige gestalte van een engel tussen ons in.
Het is een andere dan degene die ik net geb gesproken;
deze heeft geen gele tulband, maar wel een prachtige trompet aan zijn riem.
...
'In de hemel wordt een zero-tolerancebeleid gevoerd met betrekking tot verstoring van de openbare orde.
Het protocol vereist bovendien dat nieuwkomers eerst hun levensfilm bekijken alvorens te worden ingecheckt.
Wilt u zo vriendelijk zijn mij te volgen naar de dichtstbijzijnde bioscoopzaal?'
Dan kijkt hij mij aan. 'Ah, pardon, ik had mij nog niet aan u voorgesteld. Mijn naam is Israfil.'
Ik krimp in elkaar. Israfil, de engel die de Dag des Oordeels aankondigt! Wordt ik door hem opgehaald om voor Allah
te verschijnen? Ademloos schud ik zijn hand. Gelukkig, hij knikt mij bemoedigend toe...
- pagina 49.
De filmvoorstellingen zijn openbaar...
...
'Zullen we dan maar? ' Hij lacht ons toe en stuift weg.
'Ho, ik weet nog helemaal niet hoe dat moet, vliegen!' roep ik.
'Doe niet zo moeilijk, dat gaat vanzelf'...
Onderweg vergaap ik me aan hemelhoge glinsterende torens, kantoorgebouwen, waar trappen en liften
zich als lianen omheen slingeren, fonteinen die vloeibaar goud lijken te spuiten en platforms met ufoachtige vliegtuigjes.
- pagina 51.
...want voor ons remt Israfil ineens af, zodat we bijna boven op hem liggen.
- pagina 52.
'Drie kaartjes voor het leven van Ayda graag,' zegt Israfil tegen de caissičre.
Het is een ovaalvormige, paarskleurige zaal, met een groot zilveren filmdoek,
waar straks mijn levensfilm op vertoond zal worden.
- pagina 53.
'Mag ik even onderbreken?' vraagt Israfil met zachte stem.
'We hebben nog de hele film van Ayda uit te kijken en ik heb van de leiding net een sms'je gekregen
over twee mogelijke illegalen bij de hemelpoort.'
- pagina 59.
Israfil tikt op zijn horloge.
- pagina 68.
Een trompetje schalt door het theater. Iedereen kijkt verbaasd op, behalve Israfil.
Hij grijpt naar zijn mobieltje aan zijn riem en doet de klaroen met één druk op de toets verstommen.
- pagina 82.
'Israfil, jij moet het weten. Is er een hel? En is dit de hemel?
Hoe kan het dat we hier samen zitten?' Israfil glimlacht.
'Dat is voor jullie om te ontdekken.'
- pagina 100.
Ongelofelijk dat ik dat ben. Dat ik dood ben. En dat ik nu in deze zonderlinge hemel zit.
- pagina 111.
'De hemel kan toch niet steeds ingrijpen als er op aarde iets gebeurt?
Mensen moeten zélf wijzer worden, door schade en schande.
Wij geloven in leren door ervaring.'
...
'Beste Theo, de aarde moet je zien als een kleuterschool.
Zodra een ziel een iets hoger niveau bereikt heeft,
heeft hij er in principe niets meer te zoeken.
Je dacht toch niet dat we de rest van het heelal onbenut zouden laten?
Op andere planeten kan hoger onderwijs worden genoten.
We streven ernaar zo veel mogelijk zielen te laten doorstromen;
de aarde staat wat dat betreft de komende eeuw voor een grote uitdaging. '
- pagina 113.
Israfil stopt zijn mobieltje terug in de zak van zijn gewaad en kijkt ons glimlachend aan.
...
Hij spreidt zijn enorme vleugels en voor we het weten, is hij gevlogen.
- pagina 114.
Theo pakt me bij de andere arm en voor ik het weet zijn we weer onderweg.
...
We zweven verder achter Abdul aan.
...
Met lichte handbewegingen naar links of naar rechts bepaalt hij de richting.
Ondertussen kijk ik m'n ogen uit. We zweven over spiegelende meren,
besneeuwde bergtoppen en langgestrekte dorre velden met olijfbomen, tot in de verte
een ommuurde stad opdoemt, trillend van de hitte.
...
We arriveren bij de toegangspoort van de stadsmuur en landen als een stel amateurs,
hinkend en struikelend.
- pagina 116.
Ze openen de poort en we zweven naar binnen. Een rechthoekige vijver strekt zich voor ons uit.
Het lage zonlicht dat via het open dak in de vijver valt, verblindt ons bijna.
We willen erlangs lopen, maar Abdul zweeft over het water naar de volgende open poort.
Natuurlijk, dat kan in de hemel! Met kinderlijke pret volgen we hem.
- pagina 118.
(gesprek tussen Mikail en Israfil)
'Wat u zegt, de hemelpoorten staan wijd open. De mens zit slechts zichzelf in de weg.'
'Hoe kunnen wij ze overtuigen? '
'Door zelf stil te zijn, als tegenwicht voor het aardse rumoer. '
'En door zelden een bericht te sturen.'
'Bespeur ik daar een cynische ondertoon, collega? Berichten uit de hemel zijn niet nodig, dat weet u toch?
Wij zijn te vinden in de stilte tussen de gedachten, tussen de woorden. '
'Niet in de woorden zelf?'
'Alleen als zij recht uit het hart komen. Maar meestal zijn woorden slechts ruis. '
'Laten wij dan stil zijn, amice.'
'...'
'...'
- pagina 120/121.
U woont dus al duizend jaar in de hemel?
- pagina 123.
U beleeft, zoals men dat in uw tijd noemt, een bijna-doodervaring.
Uw ziel hangt aan een zijden draadje aan het lichaam.
Geestelijk bent u bij ons, maar lichamelijk bent u nog op aarde, entiende?
- pagina 151.
Israfil had mij al een tijdje geleden op de hoogte gesteld van de plannen,
juist omdat Córdoba binnenkort zou worden aangevallen.
Hij is de beschermengel van de stad, ziet u, dus hij trok het zich in het bijzonder aan.
- pagina 154.
'Waarom zou u zich, met uw gedrevenheid beperken tot de hemel?
U weet toch dat u niet hoeft te blijven?
Hebt u al plannen voor een volgend leven?'
...
'Het werk als gids bevalt mij goed, Theo. Ik verwacht nog vele leerlingen.'
- pagina 158.
Met een knikje naar boven laat ik de lichten dimmen.
Een zilveren scherm ontrolt zich voor onze ogen.
- pagina 159.
Weer een ziel, die, op zoek naar liefde en erkenning, de weg is kwijtgeraakt.
De hemel zit er vol mee.
- pagina 165.
(gesprek tussen Mikail en Israfil)
Beelden van een vreemd bezoek aan de hemel zullen voor haar geestesoog dwarrelen.
...
Opgelucht dat het geen werkelijkheid was, zal ze opstaan.
Maar de kristalheldere beelden zullen haar de rest van de dag niet loslaten:
bevatten ze soms een waarschuwing, opborrelend uit haar onbewuste? '
...
'Jazeker, jazeker, het is in één woord formidabel, al zeg ik het zelf.
Maar nu is het dan toch echt de hoogste tijd om ze te doen ontwaken, mijn eerwaarde.
U weet wel, zoals we het gewoon zijn: met een donzige streek van de vleugel.'
'Juist, eerwaarde, geheel volgens het protocol. Het is welletjes;
laten wij onze gasten uitgeleide doen.'
- pagina 184/185.
(Nawoord)
De engelen dragen de namen van engelen die in de Koren voorkomen
en die tevens - met andere namen - voorkomen in de Bijbel.
(In de Bijbel heet Israfil Raphaël. De christelijke variant van Mikail heet Michaël.)
Hun uiterlijke verschijning is gebaseerd op beschrijvingen in de Koran en de Bijbel.
- pagina 188.