-> Woord -> Boeken over Engelen -> De Duisternis aanwezig.
Frank Peretti - De Duisternis aanwezig
vert. uit het Engels door: A. Pellegrom
red. P.M. Groep, Apeldoorn: Novapress
cop. 1989 - 432 p; 22 cm
Vert5. van: This present darkness - Westchester,
Crossway Books, 1986.
ISBN: 90 6318-043-8

In een Amerikaans stadjje ontbrandt een strijd tussen demonen en engelen, waarbij een dominee nauw betrokken is.

De twee figuren in werkkleding verschenen op Highway 27... Ze waren groot van gestalte, zeker twee meter lang, fors en atletisch gebouwd. De ene had donker haar en een fijn gezicht, de ander was blond en sterk.

En op dat moment verspreidde zich heel langzaam, als een ontluikende bloem, een wit licht in de ruimte.

En nu waren de twee mannen glinsterend wit. Hun werkkleding had plaatsgemaakt voor gewaden die zo helder waren dat het leek alsof ze in brand stonden. Hun gezichten waren lichtbruin, helder, hun ogen glansden, en zij droegen een riem van glinsterend goud met daaraan een glimmend zwaard.

En toen verscheen er op hun rug en schouders een zich langzaam uitspreidend waas als van glanzende zijde: heldere, transparante vleugels, steeds hoger en hoger, boven hun hoofden, zachtjes wiegend op het ritme van een onwereldse bries.

Op korte, maar veilige afstand van het gebouw kwamen twee reuzen van mannen op de grond neer als glanzende kometen in een witblauw licht, voortgestuwd door een bliksemwitte waas van ruisende vleugels. Een van hen, een grote, zwaargebouwde man met een zwarte baard, was boos en verontwaardigd. Met bulderende stem riep hij iets tegen zijn metgezel, en gebaarde wild met een lang, glanzend zwaard. De ander was iets kleiner en keek behoedzaam om zich heen, terwijl hij intussen probeerde de ander te kalmeren.

In een elegante spiraalvormige landing temidden van hun felwitte licht kwamen ze achter een campusgebouw terecht, in de schaduw van een paar overhangende wilgen. Op het moment dat hun voeten de grond raakten, vervaagde het licht van hun kleren en lichaam en werden de glinsterende vleugels steeds kleiner om tenslotte helemaal te verdwijnen. Afgezien van hun indrukwekkende lengte leken het nu twee gewone mannen, de een slank en blond, de ander een kleerkast, beiden gekleed in robuuste tunieken. De gouden riemen leken nu net donker leer, de glanzende schedes waren dof koper en het glimmende, bronzen schoeisel aan hun voeten waren nu gewone, leren sandalen.